Maandboek poëzie

Volgens samensteller Abe de Vries van de tweetalige bloemlezing Het goud op de weg is het grote dilemma in de Friese dichtkunst: traditie of experiment? Bedichten we ons landschap en onze eigen taal en cultuur, of spiegelen we ons aan de grote wereld en gaan onze gedichten over taal in het algemeen, vraagt de Friese dichter zich af. Wie Het goud op de weg chronologisch leest, van Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) tot aan het jongste werk van Hidde Boersma (1980), ziet hoe de Friese poëzie zich allengs meer openstelt voor de grote wereld. Troelstra en zijn generatiegenoten, onder wie de grote kosmische landschapsdichter Obe Postma, bezongen nog voornamelijk het Friese leven en landschap. Dat gaf ze genoeg voedsel tot extase: Vandaag was het een dag! / Ik heb in de onderwal gezeten en de warme zon gevoeld en de zoele zuidenwind. Ik heb de rietstengels zacht heen en weer zien gaan / En de vliegjes zag ik over het water dansen, schrijft Postma, en gek, hoe Fries...