In 1998 schreef Judit Neurink over Eshetu Alemu, de Ethiopier die in Nederland een vluchtelingenstatus kreeg, terwijl hij in eigen land zowel rechter als beul zou zijn geweest. Zo kwam het cluster Internationale Misdaden van het OM hem op het spoor.

De documenten komen uit Ethiopië. Het zijn lijsten met tientallen namen met daarachter de aantekening of de mannen moeten worden geëxecuteerd, of celstraf met dwangarbeid krijgen. Ze zijn in 1978 opgesteld door Eshetu Alemu, een van de uitvoerders van het schrikbeleid van Mengistu, of door zijn medewerkers.

Alle lijsten zijn steeds voorzien van Alemu’s handtekening, en vaak ook van zijn aantekeningen. Alemu woont nu in Nederland. Hij kreeg in 1992 de A-status. De bewijsstukken van de rode terreur van de Mengistu-aanhangers liggen op het bureau van Wondem Asres Degu, een Ethiopische vluchteling die komt uit de provincie Gojjam, de provincie waar Alemu opereerde. ‘Ik heb vrienden en familie verloren door die man, slimme mensen die hun leven op het spel hebben gezet voor de vrijheid,’ vertelt hij, terwijl hij aandachtig de lijsten bekijkt. In zijn werkkamer aan de Universiteit van Amsterdam doet Wondem waarneembaar pogingen om zijn emoties te onderdrukken. Tot de tranen zich niet langer laten bedwingen, en hij zijn bril afzet om ze te kunnen wegwrijven. Toch leest hij zwijgend verder, af toe zijn hoofd schuddend in een droevig gebaar van verslagenheid. Eindelijk begint hij te praten, wijzend op een naam. ‘Dat was een vriend die net als ik actief was in de oppositiepartij EPLP en door Alemu geëxecuteerd is. Hij heeft ons niet verraden, vraag niet wat hem dat gekost heeft. Want Mengistu liet iedereen oppakken die lid zou kunnen zijn van de oppositie, en martelde ze net zolang tot ze namen noemden van andere oppositieleden.’ Hij wijst op andere namen: ‘Dat zijn twee broers, na elkaar opgepakt. En dat is een vriend van me die een spijker door zijn hand geslagen kreeg en gedwongen werd zijn bloed te drinken. Hier is de lijst van tachtig mensen die op bevel van Eshetu Alemu op één dag zijn geëxecuteerd.

De machthebbers waren trots op de hoeveelheid mensen die ze doodden. Ik herinner me dat ze het meldden op radio en tv. Toen ik die dag een vriend opzocht in de gevangenis, liet hij me een massagraf op de binnenplaats zien. Zij hadden de kuil voor die groep moeten graven.’ De lijsten, brieven en notities van Eshetu Alemu, alle getypt of handgeschreven in het Amhaars, zijn twintig jaar later stille getuigen van een bruut regime. Het regime dat de Ethiopische leider Mengistu Haile Mariam opzette toen hij in 1974 keizer Haile Selassie van de troon stootte. De achttien jaar dat Mengistu aan de macht bleef, zijn berucht om hun terreur, wreedheden en hongersnood. Er zijn schattingen dat zeker vijftigduizend mensen zijn omgekomen, door de kogel of tijdens martelingen. Ontelbare Ethiopiërs werden gevangengezet. Hoe dat in zijn werk ging, blijkt uit de documenten die Alemu ondertekende als ‘Voorzitter van de Coördinerende Raad van de Revolutionaire Campagne in de provincie Gojjam’ of als lid van de Dergue, de ‘rode terreurgroep’. Er is een opdracht voor de executie van vijf jongeren die lid zouden zijn van antirevolutionaire organisaties. Er is een lijst met twintig namen van studenten en docenten van wie een aantal geëxecuteerd moest worden en de rest gevangengezet. Een rapport over twee hoge politiemensen die Alemu zouden hebben willen tegenwerken. Hierin staat dat er ‘revolutionaire stappen’ tegen hen zijn ondernomen – het Dergue-jargon voor executies. Er is een schriftelijke opdracht aan de gevangenispolitie om iemand te executeren, de bevestiging is er ook bij gesloten. Er is een lange lijst met namen van militairen van buiten de provincie Gojjam, die lid zouden zijn van oppositiepartijen, met het bevel hen te executeren. Opvallend is dat achter de namen van de militairen steeds die van hun aangevers staan. Op sommige lijsten is aangetekend hoeveel horloges en sieraden bij de executie in beslag zijn genomen. Soms geven cirkels in verschillende kleuren aan welke mannen dood moeten en wie voor korte of langere tijd de cel ingaan. Er komen op de lijsten maar drie vrouwen voor.

Alemu was rechter en beul tegelijkertijd, zo blijkt. Op basis van een getuigenis van een aantal mensen, en zonder bewijzen werd een bevel tot executite gegeven. ‘Iedereen was bang voor hem,’ vertelt Wondem. ‘Onder Mengistu hadden de kaderleden van de staatspartij de macht. Alemu was zo’n kaderlid. Als je zijn auto zag aankomen, maakte je dat je wegkwam.’ Hij vertelt hoe mannen werden vermoord alleen omdat een kaderlid zijn oog had laten vallen op hun mooie vrouw, en hoe mensen in de gevangenis terechtkwamen opdat hun dure auto in handen van een kaderlid kon vallen. Of Alemu zelf betrokken was bij het doden, weet hij niet. ‘De executies gebeurden ’s nachts, en altijd buiten de stad, zodat er geen getuigen waren. Wie erbij betrokken was, weten alleen de betrokkenen zelf.’ Wondem, die een hoge baan had op het Ethiopische ministerie van Justitie, zat zelf onder Mengistu drie keer in de gevangenis, maar wist te verhullen hoe actief hij was in de oppositiepartij EPRP. Hij vluchtte pas naar Nederland, toen hij ook onder het huidige regime van Meles Zenawi voor zijn politieke activiteiten in de cel belandde. De regering-Zenawi, die sinds 1991 aan de macht is, begon vier jaar geleden met een grootscheepse berechting van de Dergue en zijn uitvoerders. Duizenden mensen zijn opgepakt, van wie nog maar enkele tientallen zijn aangeklaagd. Veertien hoofdverdachten worden nu bij verstek berecht wegens misdaden tegen de menselijkheid en genocide. De zittingen slepen zich voort en er wordt soms maandenlang geschorst. Officieel staan er op de lijst van het tribunaal, die niet openbaar is, meer dan vijfduizend verdachten. Ongeveer tweeduizend politiemensen en officieren, die aanhangers waren van Dergue, zitten in vluchtelingenkampen in buurland Djibouti, en een onbekend aantal anderen woont in de Verenigde Staten. Mengistu zelf kreeg asiel in Zimbabwe. En een van de mensen, die hoog op de lijst van het tribunaal staat, is de voormalige coördinator van de Revolutionaire Campagne in de provincie Gojjam, Eshetu Alemu.

Eshetu Alemu verliet zijn land vlak voor de val van Mengistu en kwam in 1991 naar Nederland. In oktober 1992 kreeg hij de A-status. Tegen de tijd dat hij door andere gevluchte Ethiopiërs was herkend als hun beul, had hij al een huis gekregen in Amsterdam, en zelfs al een – tijdig onderkende – gooi gedaan naar de macht binnen de Vereniging van Ethiopiërs in Nederland (VEN). Daar is hij de laatste jaren niet meer gesignaleerd. Pogingen om hem te traceren voor een weerwoord op de beschuldigingen van zijn landgenoten, strandden omdat hij vrijwel geen contacten meer met hen onderhoudt. Hij is ondergedoken, is de stellige indruk van hulpverleners en Ethiopiërs die een zoekactie uitvoerden. Voor het bestuur van de Ethiopische vereniging VEN is de kwestie-Alemu oude koek. ‘Het zijn dode lijken,’ zegt voorzitter Tsega Teklu door de telefoon. ‘De daders uit de tijd van Mengistu zijn nauwelijks interessant als je kijkt naar wat er op dit moment in Ethiopië gebeurt. Daar worden opnieuw de mensenrechten geschonden, mensen vermoord. Het tribunaal interesseert ons niet: het wordt gevoerd door een regime dat nog vuilere handen heeft dan het vorige. Als je meewerkt aan zijn berechting daar, geef je legitimiteit aan het regime.’ Om die reden wil hij eerst niet praten over Alemu. Maar een paar dagen later, op het kantoor van zijn vereniging, raakt hij toch onder de indruk van de lijsten met namen van geëxecuteerden. ‘Die man moet worden berecht, door een gewone rechter. Zoals ook in de Verenigde Staten aanhangers van Mengistu door slachtoffers zijn aangeklaagd en berecht.’ Ooit heeft Teklu zelf op dergelijke lijsten gestaan, in de provincie Harar. Hoewel hij nooit een rechter zag, belandde hij keer op keer in de gevangenis. Veel van de Ethiopiërs die actief zijn in de VEN zijn gevlucht voor de rode terreur van Mengistu. Het kantoor in Amsterdam is hun ontmoetingsruimte. Grote posters van de toeristische plaatsen in hun vaderland sieren de muren, tussen de computers liggen stapels boeken over de huidige situatie in hun land. Daarom zegt Teklu: ‘Als ze mij vragen welk regime slechter is, dat van Mengistu of het huidige, dan weet ik dat niet. Ik kan niet kiezen tussen twee kwaden.’ Zowel Teklu als Wondem stelt vast dat er Ethiopiërs in Nederland zijn die het huidige regime wél steunen, en Alemu overgedragen willen zien aan het tribunaal in Addis Abeba. Ze suggeren dat daarom de lijsten met bewijzen van zijn schuld naar Nederland zijn gesmokkeld. Zij voelen daar niets voor, want ‘het huidige regime doet stilletjes wat Mengistu trots en in het openbaar deed.

Hoe kan zo’n regime rechter spelen, als het zelf berecht zou moeten worden?’ Wondem wijst op de manier waarop het tribunaal duizenden verdachten soms al zes jaar in de gevangenis houdt, zonder een formele aanklacht. ‘Hoe lang krijg je in Nederland voor moord? Vijf jaar, tien jaar? Die verdachten hebben al zes jaar straf uitgezeten, zonder dat ze schuldig zijn bevonden.’ Ze maken zich boos over de Nederlandse overheid die achter het huidige regime blijft staan, waardoor vele honderden Ethiopiërs die de nieuwe machthebbers ontvluchtten asiel is geweigerd. De woordvoerder van Jan Pronk laat weten dat de minister wel wilde reageren maar hij werd weggeroepen voor een aktuele zaak. Wondem behoort tot de groep die geen asiel kregen ondanks de dikke pakken bewijzen die hij kon overleggen dat hij zowel onder Mengistu als onder Meles is vervolgd. ‘En ondanks het feit dat Meles EPRPleden en vermeende sympathisanten consequent laat oppakken, en dat honderden van hen verdwenen zijn.’ Teklu stelt vast dat een berechting van Alemu in Nederland straks misschien de beulen van het huidige regime ervan kan weerhouden hier asiel aan te vragen. Er is geen uitleveringsverdrag tussen Nederland en Ethiopië. Alemu kan zich hier dus nog steeds redelijk veilig voelen. De justitie is overigens wel bezig met de oprichting van een speciaal team voor de opsporing van oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid, gepleegd door daders die zich in Nederland bevinden.

Dit Nationaal Opsporingsteam Joegoslavische Oorlogsmisdadigers (Nojo) zal zich eerst vooral bezighouden met verdachten uit het voormalige Joegoslavië. Maar daarna komen ook statushouders en asielzoekers uit andere landen aan bod. Volgens het ministerie van Justitie heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) al een lijst samengesteld van statushouders van wie na de toelating bekend is geworden dat zij in hun eigen land het nodige op de kerfstok hebben. Zo gauw het Nojo-team op sterkte is, zal worden begonnen met het onderzoek naar de haalbaarheid van vervolging in zulke gevallen. Voor dat onderzoek zullen zowel in Nederland als in het land van herkomst getuigen moeten worden gehoord. Het ministerie kan zich er nog niet op vastleggen, maar schat de kans redelijk groot dat ook naar Eshetu Alemu een dergelijk onderzoek kan worden ingesteld. De uitkomsten daarvan bepalen of vervolging haalbaar is.

Informatie: Hij was tijdens het rode schrikbewind van Mengistu tegelijkertijd rechter en beul. Maar hier in Nederland kreeg hij de vluchtelingenstatus. Ethiopië beschouwt hem nu als oorlogsmisdadiger en wil hem berechten. Alleen bestaat tussen Nederland en Ethiopië geen uitleveringsverdrag. De Ethiopische gemeenschap in Nederland is verdeeld over wat er met hem moet gebeuren. Sommigen willen hem hier voor de rechter zien. Want, vinden ze, het huidige regime (maar dat wordt wel gesteund door Nederland) doet hetzelfde wat Mengistu deed.