De Jebel Marra

De eerste keer dat ik van Darfur hoorde, was in Caïro, op de grote kamelenmarkt van Imbaba. Darfur, dat was de veertig-dagen-weg, de woestijnpiste waarlangs kuddes van duizenden kamelen op gezette tijden de slachthuizen van Caïro bereikten. Even benoorden Assoean werden ze bijgevoed, met boten de Nijl overgezet en in vrachtauto’s geladen. Je zag hun lange halzen over het beschot uitsteken, terwijl ze tevreden kauwend hun nieuwe omgeving opnamen. De weg tussen Assoean naar Abu Simbel in het zuiden lag bezaaid met hun karkassen, kamelen die het in het zicht van de Nijl net niet hadden gehaald.

In vroeger tijden eindigde die veertig-dagen-weg een stuk noordelijker, bij Assioet. Daar werden niet alleen de kamelen die het hadden overleefd verhandeld, maar ook de slaven die uit Darfur werden aangevoerd. Assioet was en is een deels koptisch-christelijke stad en de specialiteit van de koptische slavenhandelaren was het castreren van jonge negers. Overleefden die dat, dan...