Clubhuis De Boskant aan het Haagse grachtje Uilebomen staat bekend om de cursussen koersballen, sjoelen en bewegen op muziek die er worden gegeven. Elke donderdag is er sportinstuif voor vijfenvijftigplussers, en ook het wekelijkse seksspreekuur wordt druk gefrequenteerd. Vandaag, donderdag 24 mei, staat in de kantine een projector opgesteld.

‘Van probleemwijk naar prachtwijk’, valt op het beeldscherm te lezen. Genodigden, bewoners en twee wijkagenten storten zich op de koffie met gebak. We zijn in afwachting van Ella Vogelaar die in het kader van haar toernee door het land de Stationsbuurt aandoet. Om elf uur stipt arriveert de minister. Ze draagt een turquoise jurk met paarse bloemen en roze pumps met felrode hakken. Als eerste neemt GroenLinks-wethouder Bert van Alphen het woord. Hij is in Den Haag belast met de portefeuilles Welzijn, Volksgezondheid en Emancipatie.

Wat zeg je van een wijk die Vogelaars Top-40 heeft gehaald vanwege een cumulatie van problemen als werkloosheid, armoede, vandalisme en onveiligheid? Van Alphen probeert het zó: ‘Ik wil het hebben over de problematiek, maar vooral over de kansen die de buurt heeft. We staan voor de uitdaging het hier nóg beter te maken dan het nu al is.’

Van Alphen is ‘dankbaar’ dat minister Vogelaar de moeite heeft genomen om langs te komen. Hij wijst op de grote gezondheidsproblemen in de buurt. Die hebben de aandacht van het stadsbestuur. ‘Maar we hebben steun nodig, niet alleen van Ab Klink maar ook van jou, Ella.’ Discreet wijst hij de minister op de mogelijkheid een afspraak met de accountmanager volksgezondheid te maken. Vlijtig zit Vogelaar mee te schrijven in haar notitieblok.

Ella Vogelaar in een winkeltje in de Haagse Stationsbuurt.

Tijd voor de diapresentatie, met toelichting van een andere wethouder, Marnix Norder van Ruimtelijke Ordening, Stedelijke Ontwikkeling en Wonen. Norder, afgestudeerd in scheikunde én filosofie, is een PvdA’er van het type-Wouter Bos: vlot streepjespak, geen stropdas, mobiele telefoon in de aanslag. Ook hij probeert de moed erin te houden. De Stationsbuurt bestaat eigenlijk uit twee wijken, legt de wethouder uit. Rond het Hollands Spoor heb je bewoners die weinig met elkaar te maken willen hebben. Young urban professionals en allochtonen leven er langs elkaar heen. Onder de migranten heerst grote werkloosheid, ze zijn te klein behuisd. Er is een gebrek aan winkels, even afgezien van de vele shoarmazaken en belwinkels, die vooral hangjongeren aantrekken.

Heel anders liggen de problemen in de Rivierenbuurt – tussen Hollands Spoor en Centraal Station. Een oude volksbuurt is het waar iedereen elkaar nog kent. Gezellig, maar met de leefbaarheid is het niet optimaal gesteld. Rond de ‘rustige woonoase in het centrum’ verrezen reusachtige gebouwen als de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie aan de Schedeldoekshaven, het nieuwe stadhuis en Vogelaars eigen departement van VROM aan de Rijnstraat. Van het ‘small is beautiful’ is sindsdien weinig meer over. De huizen in de Rivierenbuurt zijn nu zo’n honderd jaar oud en vaak hard aan een opknapbeurt toe. Dan is er nog de Geleenstraat, waar de rosse buurt van de residentie is gevestigd. Dat zorgt voor overlast. Norder prijst de ‘unieke grachtenstructuur’ van de buurt, maar kan niet ontkennen dat de situatie ‘complex’ is. Vooral vanwege de prostitutie. ‘Veel mannen gaan eerst naar de haringkar aan het Rijswijkseplein en dan voor andere activiteiten naar de Geleenstraat.’

Bewoners van de Haagse Rivierenbuurt hebben de reputatie dat ze niet op hun mondje gevallen zijn. Goed voorbeeld is An Verwaal van de Bewonerscommissie Maasstraat en omgeving. Tijdens de sessie in clubhuis De Boskant valt ze de wethouder meteen in de rede: ‘Nee,’ zegt ze met platte tongval, ‘ze ondernemen eerst andere activiteiten en gaan dan naar de haringkar. Ik zal je wel even voorlichting geven.’ De wethouder blijft onverstoorbaar. Hij behandelt de loverboys, de parkeerproblematiek rond de erotische zone, de pisplekken, het harddrugsgebruik. An Verwaal: ‘Met de hoeren hebben de bewoners geen probleem. Die hoeven niet weg!’ Norder: ‘Het gaat de gemeente om de obscure mannen eromheen.’

Vogelaar kijkt op van haar notitieblok. Ze begint Norder en Verwaal vragen te stellen. Ze wil het naadje van de kous weten. Zijn het raamprostituees of tippelaarsters? Hoeveel huizen in de buurt zijn van de woningcorporaties, hoeveel van particuliere eigenaars? Leuk dat de wethouder vertelt over de plannen om langs de pittoreske grachtjes een Avenue Culinaire aan te leggen, maar zit er ook een ‘totaalplan’ achter de renovatie van de buurt? Op wat voor vernieuwing zitten de bewoners eigenlijk het meest te wachten?

Uit een vluchtige peiling blijkt dat een brede buurtschool te zijn, inclusief peuterspeelzaal, sportveld en een plek waar de hangjongeren terecht kunnen.

An van de Bewonerscommissie: ‘Mevrouw Vogelaar moet nu haar portemonnee trekken.’

Vogelaar, minstens net zo goed gebekt als An: ‘Jij bent van de snelle stappen, hè?’

Norder: ‘De gemeente wil twee dingen van je: geld en het doorbreken van ambtelijke schotjes die zo’n brede buurtschool tegenhouden.’

Vogelaar: ‘Dan wil ik eerst van jullie weten waarop het dan precies vastloopt.’

Op het geld dus. Op ministeries die elkaar tegenwerken. Op het feit dat de regelgeving voor onderwijs niet aansluit op die voor welzijnsvoorzieningen.

Vogelaar, pragmatisch: ‘Ik zou jullie willen suggereren om met de woningbouwvereniging te gaan praten. Misschien wil die wel investeren in zo’n project.’

Aan het eind van de sessie blijken de bewoners nog een paar klachten te hebben. Rivierenbuurters en Stationswijkers vinden het niet leuk dat ze samen tot probleembuurt zijn uitgeroepen. Alsof er geen verschillen tussen hen bestaan! Ook de term probleembuurt bevalt niet. An uit de Maasstraat: ‘Ik vind het stigmatiserend dat de regering ons een achterstandswijk noemt. Ik ben trots op mijn wijk! Ik houd er met hart en ziel van!’

Vogelaar, schuldbewust: ‘Dat hoor ik overal waar ik kom.’

An: ‘Jullie proberen een negatief etiket op ons te plakken.’

Vogelaar: ‘Dat is helemaal niet de bedoeling. Ik zal dit serieus oppakken.’

An, uiteindelijk ook meer koopvrouw dan dominee: ‘Nou ja, als het maar wat schuift.’

Adoptiemoeder

Het verhaal begint eigenlijk niet bij Ella Vogelaar maar bij Johan Remkes, die in het tweede paarse kabinet staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening was. In 2001 brak Pim Fortuyn door en dat zette Remkes en zijn ambtenaren aan het denken. Miljoenen werden er in stadsvernieuwing geïnvesteerd, maar dat had kennelijk niet kunnen voorkomen dat een outsider kiezers trok met thema’s als: het wordt steeds onveiliger op straat, er zijn te veel migranten en sommige buurten lijken wel no-go-areas geworden. Wisten ze eigenlijk wel wat er in die wijken gebeurde, vroegen ze zich op VROM af.

Er werd een conferentie belegd met sociale wetenschappers en criminologen. Conclusie: het bindweefsel in de Nederlandse samenleving was bezig te verdwijnen. Zolang VROM alleen over woningbouw ging, OC en W over scholen en VWS over buurthuizen, viel dat tij niet te keren. De overheid moest prioriteiten stellen, een duidelijke keus maken voor het aanpakken van de problemen in de achterstandswijken. Of het nou om werkloosheid, uitval in het onderwijs of verloedering op straat ging, de problemen moesten integraal worden benaderd, luidde voortaan het devies. Het gaf commotie bij ambtenaren die niet gewend waren zo te denken.

Maar VROM zette door – samen met de directie Grote Stedenbeleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Onder Remkes’ opvolger Henk Kamp werden zesenvijftig wijken geselecteerd die extra aandacht zouden krijgen – van de door etnische spanningen geteisterde Kruiskamp in Amersfoort tot de troosteloze Zwolse flatwijk Holtenbroek. In 2005 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport Vertrouwen in de buurt.

Om veiligheid, leefbaarheid en welzijn te bevorderen, was het essentieel dat de overheid niet met haar rug naar de burgers toe bleef staan, was de strekking: ‘Ze willen serieus worden genomen door beleidsmakers en -uitvoerders. Burgers consulteren is niet genoeg, we moeten ze ook mee laten denken over de oplossingen en hun rol daarin. Kies voor een onorthodoxe benadering van de buurt en stuur er bevlogen mensen op af.’

Auteur van het rapport was oud-minister van VROM en WRR-lid Pieter Winsemius. Om zijn voorkeur voor actie van onderop te benadrukken, presenteerde de liberaal zijn rapport niet in het Haagse Nieuwspoort, maar in een tent in de Rotterdamse probleembuurt Schiemond. Namens het kabinet reageerden de ministers Alexander Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing en Sybilla Dekker van VROM met de nota De Krachtige Buurt. Het inspirerende rapport van Winsemius had een vonk doen overspringen bij het kabinet, meldden ze.

Voorjaar 2006 was het zover: er kon een begin worden gemaakt met de onorthodoxe benadering waarvoor de WRR zo enthousiast had gepleit. Minister Dekker loste het startschot voor het project ‘Nieuwe Coalities voor de Wijk’. Grote gangmaker was de directeur-generaal (dg) Wonen van VROM, mr.drs. Annet Bertram. Haar sparring partner bij Binnenlandse Zaken: directeur-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur drs. Leon van Halder. Kern van de nieuwe aanpak: dertien probleemwijken werden geadopteerd door vooraanstaande Nederlanders. Zij moesten ervoor zorgen dat woningcorporaties, scholen en welzijnsinstellingen de handen ineen sloegen.

Dertien van de vijftien ministers meldden zich spontaan aan. Daarnaast werden hoge ambtenaren, wethouders en andere top dogs benaderd. Oud-LPF-staatssecretaris Steven van Eijck ontfermde zich over Amsterdam-Slotervaart (de buurt van Mohammed B.), Doekle Terpstra van de HBO-raad nam het verpauperde Rotterdam-Zuid voor zijn rekening.

Er kwam een nieuwe minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Het was de adoptiemoeder van de Haarlemse Slachthuisbuurt, Ella Vogelaar.

Andere bekende adoptie-ouders: oud-MKB-voorzitter Hans de Boer in Den Haag, oud-GroenLinks-Kamerlid Andrée van Es in Zaanstad en directeur van het instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum Sadik Harchaoui in Den Helder. In Hengelo bleek FC Twente bereid zich voor de werkloze jeugd in te zetten. Voor de Slachthuisbuurt in Haarlem, een oude arbeidersbuurt met een kleinschalig karakter, kon een beroep worden gedaan op Ella Vogelaar, toen nog zelfstandig organisatieadviseur. DG Wonen Annet Bertram zelf stortte zich samen met Pieter Winsemius en Aart Jan de Geus op Utrecht-Overvecht met zijn vele gezondheidsproblemen, bijstandsmoeders en eenzame bewoners van hoogbouwflats. Mede dankzij het adoptieteam bestaan daar inmiddels een Werkhotel en een Activiteitenwinkel. Ook werd het convenant ‘Kracht voor Overvecht’ waarover acht jaar was gesteggeld eindelijk ondertekend.

Najaar 2006 trad Sybilla Dekker af vanwege de Schipholbrand. Haar opvolger: geestelijk vader van de Nieuwe Coalities Pieter Winsemius. De nieuwe minister van VROM liet er geen gras over groeien. Op 1 november sloeg hij alarm in de Volkskrant. In circa veertig probleemwijken dreigde de vlam in de pan te slaan, zei Winsemius: ‘Allochtone jongeren ontsporen, welgestelde bewoners trekken weg, bevolkingsgroepen staan met de rug naar elkaar toe.’ Wilde het toch nog goed aflopen, dan moest een volgend kabinet miljarden euro’s extra uittrekken voor stadsvernieuwing en sociaal beleid. De VVD’er voorspelde ‘rampspoed’ als maatregelen uitbleven. Hij sprak van ‘een van de grootste vraagstukken waar Nederland mee kampt’. Opeens stonden de wijken hoog op de politieke agenda.

Het was midden in de verkiezingscampagne. Rond die tijd beklom Wouter Bos zijn zeepkistje in alle winkelstraten van het land. Met als boodschap dat een nieuw kabinet zich meer moest bezighouden met vragen als: ‘Wat gebeurt er met mij als ik werkloos word? Wat is het diploma van mijn kind straks waard? Woon ik straks nog wel in een veilige buurt? Krijg ik ook in mijn wijk te maken met overlast, criminaliteit, getto’s?’ Het waren dezelfde vragen die Winsemius had opgeworpen. Bij de formatie van Balkende IV werd besloten geld voor de wijken beschikbaar te stellen. Er kwam een nieuwe minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Het was de adoptiemoeder van de Haarlemse Slachthuisbuurt, Ella Vogelaar.

Bingo

Onder aanvoering van wijkagent Gerard Grondman (in hemdsmouwen, zonnebril op) maken we een wandeling door de Haagse Rivierenbuurt en Stationsbuurt. In de Maasstraat ligt een bescheiden speeltuin die door de kinderen van de buurt zelf is aangelegd. Ervoor staat een uitgebrande telefooncel. ‘Waarom hebben jullie de gemeente nog niet gebeld om hem te laten repareren?’ roept minister Vogelaar spontaan uit.

In de IJsselstraat blijken veel voetballiefhebbers te wonen. ‘Hup Holland Hup’, staat op een van de gevels geschreven. De huizen zien er niet best uit. De bewoners hebben veel last van vocht en schimmel, vertelt een stevig gebouwde man met tatoeages op beide armen. Hier zal binnenkort worden gesloopt.

Met een parafrase op wat de dichter Roland Holst zei over Simon Vestdijk: ze vraagt sneller dan God kan antwoorden.

De Scheldestraat staat vol bedrijven – zij het niet van het chique soort. Er zijn opmerkelijk veel garages en een enkele shoarmazaak. Voor supermarkt A & S scholen mannen met mediterrane snorren samen. We lopen langs de Jan van Nassauschool, protestants-christelijk van denominatie, maar nu vooral gefrequenteerd door allochtone leerlingen. Het gebouw barst bijna uit zijn voegen. Wijkagent Grondman blijkt de meeste leerlingen te kennen: ‘Hoe gaat het met je moeder? Heb je goed je best gedaan op school?’

ella vogelaar
Vogelaar in de Stationsbuurt in gesprek met wijkagenten.

‘Wanneer krijgen we het beloofde voetbalveldje?’ willen de scholieren weten van de politie. In het Surinaamse jongerencentrum Samen Sterk wordt een kringgesprek gehouden. Flamboyante schilderijen (een zoenend paar, een slaaf met striemen op zijn rug) herinneren aan de Creoolse achtergrond van het jongerencentrum. Tegenwoordig is het multicultureel. Er zijn naailessen voor Berbervrouwen, ballet- en salsaklasjes en elke laatste vrijdag van de maand wordt er voor de buurt gekookt. Dan staan ook de Turkse köfte en de Marokkaanse couscous op het menu.

Als iedereen zijn zegje heeft gedaan, confronteert Vogelaar de aanwezigen met een spervuur van vragen. Met een parafrase op wat de dichter Roland Holst zei over Simon Vestdijk: ze vraagt sneller dan God kan antwoorden. Hoeveel van de Berbervrouwen spreken Nederlands? Heeft het jongerencentrum last van drugsverslaafden? Wonen er asielzoekers in de buurt? Hoe krijgt het centrum zijn begroting rond? Een man met een baseballpet op vertelt over zijn pogingen probleemjongeren weer ‘een stukje zelfrespect’ bij te brengen. Hij licht ze voor over de Derde Wereld. ‘Voor het schokeffect. Dan zeg ik: daar kunnen de kinderen niet naar school. Jij kunt dat in Nederland, maar je doet het niet.’

Ook moeten ze bingo-avonden voor bejaarden organiseren en bij verstandelijk gehandicapten het huis opknappen. Als beloning wordt een reis naar India in het vooruitzicht gesteld. Vogelaar: ‘Ze gaan naar India? Dat noem ik pas bingo!’ Ze wil nog veel meer weten: gaat het alleen om probleemjongens of ook om meisjes? Halen die jongeren daarna hun diploma? Komen ze ook echt aan het werk? Wie koken op vrijdag voor de buurt: de mannen of alleen de vrouwen? Komisch wordt het als blijkt dat zich tijdens de naailessen voor Berbervrouwen geen mannen in het gebouw mogen ophouden. Vogelaar tegen de Creoolse mannen die nu ook andere etnische minderheden willen leren kennen: ‘Als de Berbervrouwen komen, waar verstoppen jullie je dan?’

ella vogelaar
Vogelaar bij het Surinaams Jongerencentrum Samen Sterk. Voor de zoveelste keer appelgebak of taart.
Huzarenstukje

Het voordeel van Ella Vogelaar als minister van Wonen, Wijken en Integratie is dat ze met bijna alle onderdelen van haar rijk gevulde portefeuille bekend is. Alleen met huurverhogingen en stadsvernieuwing had ze in haar loopbaan nog niet eerder te maken. De Zeeuwse boerendochter (opgegroeid in Anna Jacobapolder op Sint Philipsland) studeerde van 1967 tot 1972 aan de sociale academie De Horst in Driebergen. Op De Horst leerde je hoe je autoriteiten aan het wankelen kon brengen – in de hoop dat dan de linkse revolutie uitbrak. De studenten zagen zichzelf als bondgenoot van de arbeidersklasse. Naar eigen zeggen voelde Vogelaar zich toen aangetrokken tot de meest radicale stroming op de academie. Nog tijdens haar studententijd werd ze lid van de Communistische Partij van Nederland (een groepering die ook op de Universiteit van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen veel aanhang had).

Ze werd vormingswerker in Gouda, waar ze de voorlopers van de probleemjongeren van nu leerde kennen. Ze sloot zich aan bij onderwijsbond ABOP. Daar kreeg de rebelse meid het aan de stok met de meer gematigde sociaal-democratische vleugel. Toch werd ze in 1988 tot bondsvoorzitter gekozen. Samen met algemeen secretaris Jacques Tichelaar moderniseerde ze de organisatie. Voortaan moest het niet alleen om arbeidsvoorwaarden gaan, maar ook om de kwaliteit van het onderwijs. Haar huzarenstukje was de fusie tussen de linkse ABOP en het liberaal ingestelde Nederlands Genootschap van Leraren. De slobbertruien en mannen in driedelig pak vormden samen de huidige onderwijsbond AOB. ‘Ella was een bevlogen vakbondsvrouw,’ herinnert Tichelaar zich nu: ‘Ze had een enorme gedrevenheid.’

In 1994 haalde FNV-voorzitter Johan Stekelenburg de oud-communiste (ze had opgezegd omdat de fusiebesprekingen met PPR en PSP niet snel genoeg verliepen) naar het federatiebestuur. Ze werd zijn nummer twee. Alom werd aangenomen dat ze op termijn ook de opvolger van Stekelenburg zou worden. Dat liep anders. CAO-coördinator Lodewijk de Waal deelde mee dat hij niet onder Vogelaar als voorzitter wilde werken. Na lang wikken en wegen trok ze haar kandidatuur in. De Waal volgde Stekelenburg op.

Vogelaar verliet ‘met een kras op haar ziel’ de vakbeweging. De Waal, om zijn motieven gevraagd: ‘Mijn taxatie was dat we samen geen goed team zouden vormen. Ze was een dossiervreter. Ze kon heel hardnekkig zijn. Ik zelf beperk me liever tot de grote lijnen. Ze zal nu veranderd zijn, we worden allemaal een dagje ouder. Maar toen vond ik haar drammerig, ja.’ Als vice-voorzitter van de FNV had Vogelaar overigens veel onderwerpen in portefeuille die haar nu goed van pas komen: arbeidsmarktbeleid, de emancipatie van vrouwen, de integratie van allochtonen.

In 1997 sloeg ze de deur van het FNV-hoofdkantoor in Amsterdam-West achter zich dicht. Kort daarna benoemde minister Melkert van Sociale Zaken haar tot landelijk procesmanager Samenwerking Werk en Inkomen. Haar taak: de verkokering tussen de gemeentelijke sociale diensten, de regionale besturen voor de arbeidsvoorziening en uitvoeringsinstellingen als het GAK doorbreken. Toen die klus was geklaard, vestigde ze zich als Zelfstandige Zonder Personeel.

Van alle kanten werd een beroep gedaan op haar expertise als consultant. Ernst & Young schoof haar naar voren als projectleider van de Taskforce Inburgering die voor minister Van Boxtel van Grote Stedenbeleid de wachtlijsten voor taalcursussen voor oudkomers onder de migranten moest wegwerken. Opnieuw liep ze tegen de verkokering op: over die cursussen bleek behalve met Binnenlandse Zaken ook met OC&W, VWS en Sociale Zaken en Werkgelegenheid te moeten worden overlegd. Binnen een jaar waren de tienduizend wachtlijsten voor oudkomers tot zo’n driehonderdvijftig teruggebracht. Martin van der Krogt, die als projectmanager nauw met Vogelaar samenwerkte: ‘Ella is een ongelooflijk harde werkster. Als ze zich ergens aan committeert, doet ze dat met ziel en zaligheid. Bovendien beschikt ze over een gigantisch netwerk. Het was een boeiend project.’

In 2000 werd ze benaderd door de werkgevers in de reïntegratiebranche. Het paarse kabinet had een ingewikkeld compromis met zichzelf gesloten: werklozen en arbeidsondergeschikten kwamen onder overheidsorganisatie UWV te vallen, terwijl bijstandsgerechtigden onder de gemeenten ressorteerden. Maar hun reïntegratie in het arbeidsproces werd aan de particuliere sector uitbesteed. Bedrijfjes schoten als paddestoelen uit de grond. Over hun kwaliteit viel te twisten. Daarom moest er een branche-organisatie komen: Borea. En een kwaliteitskeurmerk. Vogelaar werd gevraagd voorzitter van de branche-organisatie te worden. Ze bleef dat tot aan haar ministerschap.

Carmen de Jonge, directeur van de vereniging die nu de ingewikkelde naam Boaborea draagt, omschrijft haar voormalige voorzitter net als Martin van der Krogt als een ‘zeer hard werkend iemand’: ‘Je kreeg mailtjes van haar van halfzes ’s ochtends tot één uur ’s nachts. Ze heeft een ongelooflijk oog voor details. Het is echt iemand die er helemaal induikt. Dat is haar handelsmerk. Ella is een flapuit, maar ze kan heel goed vragen stellen. Schijnredeneringen prikt ze snel door. Ze is altijd op zoek naar de problemen erachter. Dat vind ik de charme van Ella.’

Had de voorzitter van Boaborea ook nadelen? Carmen de Jonge: ‘Nou, als ze iets in haar kop heeft, kan ze heel vasthoudend zijn. Daar moest ik wel even aan wennen. Ze kan ongeduldig en ongedurig zijn. Daarin schiet ze weleens door. Maar het heeft altijd resultaat. Ella is een menselijk powerhouse.’

Het bedrijfsleven liep langzamerhand weg met de oud-communiste. Ze werd commissaris bij het Havenbedrijf Rotterdam en bij energieproducent Electrabel. In 2003 werd Vogelaar benoemd tot president-commissaris van Unilever Nederland. Ze bleek even bevlogen te kunnen praten over Iglo-ijsjes en Mora-toetjes als vroeger over de revolutie. Namens de reïntegratiebranche werd ze daarnaast bestuurslid van werkgeversorganisatie VNO-NCW.

ella vogelaar
Vogelaar (in de verte) in de Rivierenbuurt, Den Haag

De vrouw die van alle markten thuis was, maakte grote indruk, zegt directeur Harry Starren van De Baak, het opleidingscentrum van de werkgevers. ‘Toen ze president-commissaris van Unilever Nederland werd, leidde dat bij sommigen wel tot gefronste wenkbrauwen. In rechtse kringen werd ze als een radicaal beschouwd. Wat was er met Unilever aan de hand dat ze zo’n linkse mevrouw namen? Anderen vroegen zich af of ze haar ziel had verkocht. Maar ik heb niet die indruk gekregen.

Ella is zichzelf gebleven: een workaholic, iemand die niet snel nee zal zeggen als er en beroep op haar wordt gedaan. Ze is een bestuurder in de ouderwetse sociaal-democratische traditie: gedisciplineerd, streng voor zichzelf, maar ook streng voor anderen. Ze is altijd goed voorbereid, ze heeft alle stukken gelezen. Ella is niet iemand die haar taak licht opvat. Daarin schuilt ook het gevaar. Haar zwakke kant is dat ze slecht kan relativeren. Dat maakt je kwetsbaar. Ik geloof wel dat ze nu beter kan relativeren dan vroeger.’

Had Vogelaar haar ziel aan de duivel verkocht? Welnee, zegt directeur Sylvia Borren van ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib. Daar was de president-commissaris van Unilever Nederland van 2004 tot aan haar ministerschap voorzitter van het bestuur, later de raad van toezicht geheten. Borren: ‘Na het vertrek van Hedy d’Ancona waren we op zoek naar een nieuwe voorzitter die Nederland goed kende en affiniteit met sociale bewegingen had. Ella paste in dat profiel. Ze had weinig ervaring met ontwikkelingssamenwerking, maar dat heeft ze snel ingehaald. Ze is een opgewekte, vrolijke en goede vergadervoorzitter. En een fantastische sparring partner voor als je problemen hebt. Ella kan streng zijn, ja. Ze stelt hoge eisen aan mensen: als je een afspraak hebt gemaakt, moet je die ook nakomen. Daar is ze heel precies in. Maar ik vind dat een positieve eigenschap.

We hebben samen veel gedaan aan wat we bij Oxfam Novib “omgekeerde ontwikkelingssamenwerking” noemen: kijken of je experimenten in de Derde Wereld ook op Nederland kunt toepassen. Wij weten veel van veiligheidsmaatregelen die scholen in Zuid-Afrika nemen. Dat heeft geleid tot samenwerking met de Landelijke Stichting Tegen Zinloos Geweld. Er zijn honderden sessies op Nederlandse scholen gehouden. Daar was Ella erg enthousiast over. Ze is niet het soort sociaal-democraat dat alles van de overheid verwacht. Ze gelooft dat je van elkaar kunt leren. Ze is aanhanger van wat de Engelsen noemen: this is empowerment. Ik denk dat ze daar als minister nu veel aan heeft.’

Gsm-centers en headshops

Na de lunch in koffiebar De Overkant – waar Vogelaar tussen de bedrijven door praat met vertegenwoordigers van ondernemersvereniging Het Lint – vervolgen we onze stadswandeling. Had wethouder Norder gelijk toen hij zei dat de Stationsbuurt vooral winkeltjes kent die hangjongeren aantrekken? Op het eerste gezicht wel. We passeren bijna alleen gsm-centers, headshops en döner kebab-zaken. Opvallend druk is het bij de islamitische slagerij Anwal en bij kapsalon Istanbul. Alleen de sexshop lijkt van autochtone origine te zijn. Tot grote paniek van de meisjes die de wijkentournee organiseren, duikt Vogelaar het ene na het andere winkeltje in. Ze lijkt niet iemand die zich aan tijdschema’s houdt.

Op de Stationsweg doemen de contouren van de El Mohsinin-moskee op, de oudste moskee van Den Haag. Voor de deur staan mannen uit Marokko, Egypte en Somalië. Vogelaar trekt haar roze-rode pumps uit en betreedt de gebedsruimte. In een wit gewaad staat imam Ahmed Bagaddi haar daar op te wachten. ‘Hallo,’ zegt de minister, ‘ik ben Ella Vogelaar.’ Hoewel Bagaddi sinds zijn zeventiende in Nederland woont en TV West hem ‘de best geïntegreerde imam die er is’ noemde, spreekt hij gebrekkig Nederlands. Hij heeft lang in Syrië en Egypte gestudeerd. Aloush el Baroudi van de Bewonersorganisatie Buurtstation tolkt daarom.

ella vogelaar
Vogelaar in gesprek met de Iman Ahmed Bagaddi.

El Mohsinin betekent De Weldoeners. Tijdens de ramadan komen er wel tweeduizend bezoekers. Ook wordt er les gegeven. Voor zes- tot twaalfjarigen aan jongens en meisjes samen, daarna gescheiden. Ella vraagt de imam via El Baroudi het hemd van het lijf. Wat voor opleiding heeft hij precies gevolgd? Hoe stelt hij zich op tegenover de Nederlandse samenleving? Dan stelt El Baroudi opeens voor dat de minister een toespraak houdt voor de gelovigen die in kleermakerszit op het tapijt van de gebedsruimte hebben plaatsgenomen. Onvoorbereid begint ze: ‘Dank u voor de mogelijkheid die u me geeft. Ik vind het heel bijzonder iets te mogen zeggen.’ Ze herinnert eraan dat ze ook minister van Integratie is. En benadrukt hoe belangrijk het is ‘dat we elkaar leren kennen en samen een goede toekomst in Nederland opbouwen.’ De gelovigen zitten instemmend te knikken. Een enkeling maakt vanuit zijn kleermakerszit met de mobiel snel een foto van de minister.

Vogelaar: ‘Ik hoop dat u als vaders veel met uw kinderen praat. Anders gaan ze kattenkwaad en rottigheid uithalen. Ik vind dat de moskee ook aan de opvoeding van de kinderen moet bijdragen.’ De gelovigen applaudiseren. El Baroudi zegt dat de imam al veel doet aan het overbruggen van de generatiekloof. Dan roert de zaal zich. Akchar, een oudere man, begint bijna huilend te vertellen over zijn zoon van twintig die zijn school niet heeft afgemaakt en nu niets meer uit zijn handen krijgt. Akchar zou hem graag een schop onder de kont willen geven, maar dan krijgt hij zijn vrouw over zich heen. Dus doet hij niets. Ella: ‘Dit kan dus niet. U als vader moet zeggen: je mag op je twintigste niet de hele dag in bed liggen.’ Akchar: ‘Kan de overheid niet tegen mijn zoon zeggen: je moet aan het werk of anders sturen we je terug naar Marokko?’ Ella: ‘U moet uw verantwoordelijkheid als vader nemen!’

Somberheid

Vlak bij station Hollands Spoor ligt ‘The Art of Meeting’, opstaphalte naar de samenleving. Sociaal onderneemster Jet Creemers begon het zalencomplex, gerund door ‘mensen die door een dip in hun leven aan de kant zijn komen te staan’. Aan de muur hangen kunstwerken uit Afrika en van de aboriginals in Australië. Hier wordt het bezoek aan de Rivierenbuurt en de Stationsbuurt afgesloten met een wijkgesprek over armoedebeleid. Politiechef Michel Theeboom, schooldirecteur Johan Verhoeff, Joke van Gemmert van Buurthuis Parada, Marcel Jasper van woningcorporatie Haag Wonen en voorzitter Constance Bogers van Bewonersorganisatie Buurtstation geven de aftrap.

ella vogelaar
Vogelaar wordt voorgesteld aan schooldirecteur Johan Verhoeff.

Dan is het woord aan de zaal. Somberheid overheerst. Er vallen termen als: het is dweilen met de kraan open en de stoelpoten worden onder je kont vandaan gezaagd. Volgens een van de bewoners heeft het Haagse stadsbestuur alleen belangstelling voor stenen, maar ‘geen ziel en geen hart’. Vogelaar is aan zet. Ze biedt haar excuses aan voor de slogan ‘van probleemwijk naar prachtwijk’: ‘Het klinkt goed, maar ik ben alleen maar mensen tegengekomen die het woord probleembuurt niet kunnen horen. Ze zijn trots op waar ze wonen. Daarom zal ik het voortaan over aandachtswijken hebben.’ Maar er moet in de Rivierenbuurt en de Stationsbuurt wél wat gebeuren. Die brede buurtschool moet er komen. En waarom zijn er geen plekken waar de hangjongeren terecht kunnen?

Het grootste probleem is volgens haar de verkokering binnen de gemeente: ‘De afdelingen op het stadhuis werken kennelijk langs elkaar heen.’ Ze noemt het onduldbaar dat initiatieven uit de buurt vastlopen in de bureaucratie: ‘Ik kan dat niet in mijn eentje oplossen, maar ik ben het met u eens.’ Algemene instemming. Zelfs An Verwaal uit de Rivierenbuurt roept: ‘De minister heeft helemaal gelijk!’ Vogelaar belooft dat ze over een jaar terugkomt. Maar dan moet de buurt ook doorzetten. ‘Jullie moeten de moed niet opgeven, ik hoop dat jullie niet voortijdig afhaken.’ Ovationeel applaus. Dit hadden Sybilla Dekker en Rita Verdonk de powergirl van de PvdA niet nagedaan.

ella vogelaar
Vogelaar spreekt op blote voeten de moskeegangers in de El Mohceninmoskee toe.
Politieke krachttoer

Zou het Ella Vogelaar lukken de verkokering te doorbreken en een wijkenbeleid te voeren dat aan de behoeften van de bewoners beantwoordt? Meevallen zal het in elk geval niet. Vogelaar is plechtig tot programmaminister voor Wonen, Werken en Integratie benoemd. Het houdt in dat ze de eindverantwoordelijkheid heeft voor alles wat de overheid op dat terrein onderneemt. Behalve het directoraat-generaal Wonen van VROM vallen ook de directie Grote Stedenbeleid van Binnenlandse Zaken en de ambtenaren die bij Justitie met Integratie waren belast nu rechtstreeks onder haar. Maar om woningbouw, werkgelegenheid, onderwijs en het bevorderen van veiligheid op straat écht integraal aan te pakken, is veel meer nodig.

Vergeleken met de tijd dat Vogelaar de Taskforce Inburgering leidde, is er in Den Haag nog niet zoveel veranderd: brede scholen vallen onder OC&W, buurthuizen onder VWS, werkgelegenheidsprojecten onder Sociale Zaken, bestrijding van kleine criminaliteit onder Justitie, de aanleg van groenstroken onder Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Een knappe regering die al die departementen tot vlekkeloze samenwerking brengt. Bovendien is voor veel maatregelen overleg met de almachtige Vereniging van Nederlandse Gemeenten nodig, een organisatie die al behoorlijk pissig reageerde op Vogelaars besluit om veertig wijken prioriteit te geven. Van wie waren die wijken eigenlijk? Van de gemeenten en niet van Vogelaar, vond de VNG.

Belangrijk is ook de opstelling van Aedes, de koepelorganisatie van woningcorporaties. Aan Vogelaars voorganger Winsemius deed Aedes de belofte om zeshonderd miljoen euro per jaar in de probleemwijken te steken. Sindsdien besloten de formatieonderhandelaars de huren de komende jaren zo goed als te bevriezen – tot woede van de woningcorporaties. Zullen de corporaties hun belofte nu nog gestand doen? Ondertussen is het van levensbelang dat het nieuwe wijkenbeleid van de grond komt – al is het maar voor de PvdA. Daar wordt gehoopt dat de nieuwe aanwinst met haar oproep tot actie van onderop het succes van Wilders en de exodus van kiezers naar de SP een halt toe kan roepen.

Is Ella Vogelaar in staat tot zo’n politieke krachttoer?

Jacques Tichelaar, haar oude maatje uit de ABOP, nu fractieleider van de PvdA in de Tweede Kamer, hoopt vurig van wél: ‘Het is een rare samenloop van omstandigheden dat zij nu minister is en ik fractievoorzitter. Ik vind dat hartstikke leuk. Ze was toen en is nu een vrouw die van doorpakken weet. Een echte doener.’ In Vrij Nederland van 26 april 2003 – Vogelaar was net president-commissaris van Unilever Nederland geworden – zei Tichelaar dat hij zijn oud-voorzitter nog geen politicus zag worden: ‘Dat is niets voor haar. Ze houdt niet van het politieke spel, ze zou er niet tegen kunnen en ze zou conflicten krijgen met haar ambtenaren. Nee, dat zou heel gauw fout gaan.’ Tichelaar, nu: ‘Dat was gebaseerd op de verhalen die ze me vertelde toen ze onafhankelijk adviseur was. Ze zei toen dat ze de ambtelijke wereld te traag vond, ze hield niet van die parafencultuur. Maar ik vind het gewoon leuk dat ze toch minister is geworden. Haar grootste valkuil is haar openheid. Ze heeft niet dat opgeslotene. Daarin lijkt ze op mij. Met zo’n karakter zeg je wel eens dingen die niet mogen, maar ik vind dat niet erg. Ella praat nooit met meel in de mond. Daar moet ze mee doorgaan!’

Lodewijk de Waal, haar vroegere tegenstrever bij de FNV, denkt dat Vogelaar minder verkrampt en verbeten is dan toen. ‘Ze is bij Unilever veranderd.’ Grote problemen met de ambtenaren verwacht De Waal niet. Maar, zegt hij: ‘De toernee door het land is nog de gemakkelijkste fase. Daarna zal de materie heel snel weerbarstig blijken te zijn. Ze heeft veel dossierkennis en werklust, ze is vasthoudend en buitengewoon taai. Maar ze staat aan het hoofd van een kleine staf ambtenaren, ze is nog niet gesetteld in Den Haag.’ De Waal, tegenwoordig via de Humanistische Alliantie bij de probleembuurten betrokken: ‘De grote geldstromen zitten niet bij haar, maar bij andere ministeries. Op dat punt zal Ella zeer oplettend moeten zijn.’

Martin van der Krogt van de Taskforce Inburgering: ‘Dat ze uiteindelijk minister is geworden, verbaast mij niets. Maar je kunt in die positie niet overal zelf op af – zoals we bij de Taskforce deden. Ze zal de goede mensen moeten inschakelen. Uit de departementen, maar misschien ook van buiten de departementen.’

Annet Bertram, sinds kort benoemd tot gemeentesecretaris van Den Haag: ‘Voor de toekomst van de democratie is het cruciaal dat de coalities met de wijkbewoners slagen. Dat wordt knokken want je loopt overal tegen de verkokering op. Niet alleen bij de landelijke overheid maar ook in de gemeenten. Ze zal eraan moeten trekken en sleuren.’

Ella Vogelaar zelf herinnert eraan dat ze de Taskforce Inburgering heeft geleid en dat ze een van de deelnemers was aan de ‘nieuwe coalities voor de wijk’. Daar heeft ze het idee van de adoptieteams opgedaan.

‘Misschien hebben we naast de ambtenaren andere mensen nodig. Mensen die hun hart aan zo’n buurt verpand hebben en er een langdurige relatie mee aangaan. Dat zit in mijn hoofd. Ik wil niet dat dit in het moeras zakt.’