In deel vier in de serie over de Tabakslobby de invloed van Den Haag. Over hoe de lobby ‘helpt’ bij het opstellen van anti-rookwetten.

Als de heer Van Gerven van tevoren had geweten dat ik op jonge leeftijd mijn broer, die zijn hele leven heeft gerookt, aan kanker heb verloren, dan zou hij deze woorden nooit hebben gebezigd. Het grieft mij tot diep in mijn ziel dat hij deze woorden bezigt.’ VVD-Kamerlid Arno Rutte reageert furieus op de beschuldiging van zijn SP-collega Henk van Gerven, die hem zojuist een ‘tabakslobbyist’ heeft genoemd.

Het is 28 februari 2013 en de vaste Kamer commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport overlegt met staatssecretaris Martin van Rijn. Het gaat over nieuwe voorstellen uit Brussel om de Tabaksproductenrichtlijn uit 2002 te herzien en zo strengere regels in te voeren voor tabaksproducten.

Rutte heeft zojuist gepleit tegen de invoering van afschrikwekkende plaatjes op sigarettenverpakkingen en tegen het verbieden van toevoegingen aan sigaretten zoals menthol en andere lekkere smaakjes. Ook vindt hij dat de voorgestelde regels uit Brussel een inbreuk zijn op het merkenrecht. En dat Brussel zich niet met zulke zaken moet bemoeien.

Voorzitter Helma Neppérus (VVD) schorst de vergadering om de gemoederen te laten bedaren nadat het woord ‘tabakslobbyist’ is gevallen. Als ze het debat hervat, zegt ze: ‘Wij debatteren hier met een zekere waardigheid en met respect voor elkaar.’ Ze probeert Van Gerven te bewegen zijn woorden in te trekken, maar de spanning is nog niet uit de lucht. Van Gerven: ‘Dit raakt de heer Rutte heel persoonlijk. Dat was niet mijn bedoeling. In die zin wil ik mijn woorden terugnemen. Het gaat mij erom dat ik zijn bijdrage, gezien in het kader van het streven om het roken terug te dringen, niet waardig vind. Zijn bijdrage leidt eerder tot meer productie en consumptie van tabak, dan tot het terugdringen daarvan. Dat is mijn punt.’

Mooi!

Van Gerven zegt tijdens dit debat dat hij in de aanloop naar deze bijeenkomst bestookt is met allerlei meningen en voorstellen van de tabaksbranche. Ook de andere leden van de Kamercommissie Volksgezondheid werden door tabakslobbyisten uitvoerig geïnformeerd over hun standpunten over de voorgestelde nieuwe regelgeving.

Uit de correspondentie die Vrij Nederland in bezit kreeg na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur blijkt dat ook ambtenaren van de ministeries van Volksgezondheid, Financiën en Economische Zaken dezelfde brieven hebben gekregen. Ze dateren van begin januari 2013 en hebben als onderwerp ‘schriftelijke inbreng voorstel EU tabaksproductenrichtlijn’. Maar daarover later meer.

‘Ik heb via Kamervragen gevraagd om notulen openbaar te maken, maar die heb ik nooit gekregen’

De leden van de Kamercommissie ontvangen ook een brief gedateerd 17 januari van Willem Jan Roelofs. Hij is de voorzitter van de Stichting Sigarettenindustrie (SSI), waarin op Philip Morris na alle grote in Nederland opererende tabaksmultinationals zijn verenigd. Roelofs roept de commissie op om een ‘subsidiariteitstoets’ uit te voeren bij het herzieningsvoorstel van de Europese Commissie. Die toets moet voorkomen dat hogere instanties iets besluiten wat lagere instanties kunnen afhandelen.

De belangen voor de tabaksfabrikanten zijn groot: als het lukt de verantwoordelijkheid voor het tabaksontmoedigingsbeleid bij de nationale overheden te laten leggen, nemen hun lobbymogelijkheden flink toe. Zij kunnen dan niet meer alleen in Brussel hun invloed proberen te laten gelden, maar in alle lidstaten afzonderlijk.

Op 6 februari twittert Arno Rutte: ‘Subsidiariteitstoets over EU tabaksrichtlijn gevraagd. En toegekend. Kamer gaat nu toetsen of tabaksrichtlijn Europese bevoegdheid is. Mooi!’

Tegen Vrij Nederland zegt Rutte dat hij de brief van Roelofs inderdaad heeft gekregen. Maar: ‘De VVD is van mening dat gezondheidszorg primair een aangelegenheid is van nationale overheden. In het licht van dat standpunt heb ik de subsidiariteitstoets aangevraagd.’

Rutte vindt zichzelf geen lobbyist: ‘Als politicus moet ik een zorgvuldige afweging maken. In die afweging neem ik alle argumenten mee die voor het debat van belang kunnen zijn.’

Kamerleden van andere partijen hebben ook met de tabakslobby gesproken, al zeggen ze zich weinig van hun standpunten aan te trekken. Linda Voortman (GroenLinks): ‘Ik heb één keer gesproken met de Stichting Sigarettenindustrie. Daarna heb ik ze nooit meer aan tafel gehad, ik ken hun argumenten nu wel.’ Pia Dijkstra (D66): ‘Ik vind dat ik de tabaksindustrie erg op afstand houd. En ik acht mezelf goed in staat om te zien welke belangen bij welke organisaties spelen.’

Praten met ambtenaren

‘Bij de partijen die wat liberaler in hun gedachtegoed zitten, kom je makkelijker aan tafel dan bij partijen die een heel duidelijk maatschappijbeeld voor ogen hebben,’ zegt Willem Jan Roelofs van Stichting Sigarettenindustrie (SSI).

Met Vrij Nederland wil hij niet praten. Maar Roelofs komt wel aan het woord in een scriptie uit juni 2011 van twee studenten Bestuurskunde aan de Universiteit van Leiden, Twan van der Poel en Azarja Gutter. In Belangengroepen komen aan hun trekken geven zij een analyse van het besluitvormingsproces rondom de invoering van het rookverbod in de horeca. Op voorwaarde dat de interviews nooit openbaar zouden worden gemaakt, spraken zij met een groot aantal hoofdrolspelers, waaronder de SSI-voorzitter. Vrij Nederland kreeg behalve hun scriptie ook de letterlijke uitwerking van de bandopnames van deze gesprekken in handen.

November 2012, de Europese Commissie presenteert een voorstel voor waarschuwingen op sigarettenpakjes (foto: Olivier Hoslet / EPA /ANP)
November 2012, de Europese Commissie presenteert een voorstel voor waarschuwingen op sigarettenpakjes (foto: Olivier Hoslet / EPA /ANP)

Als Roelofs wordt gevraagd of hij linkse en rechtse parlementariërs op een andere manier benadert, antwoordt hij dat hij in de liberalen zijn beste bondgenoten ziet. ‘Het heeft te maken met het idee dat je hebt hoe een samenleving ingericht moet worden en hoe jij vindt hoe de overheid zou moeten opereren […] Dat betekent in onze optiek, maar vaak denken de liberale partijen dat ook, dat je de consument wel moet informeren over de schadelijke effecten maar dat je zo min mogelijk wettelijke beperkingen oplegt.’

Hij gebruikt het Regeer- en Gedoogakkoord van VVD, CDA en PVV uit 2010 als voorbeeld. En zegt dat ze ‘geluk’ hadden met Edith Schippers die tijdens de coalitiebesprekingen secondant van Mark Rutte was en daarna minister van Volksgezondheid werd. Roelofs: ‘Die heeft ook meteen gezegd: “Jongens, ik ga het anders doen.”’ Hij doelt op de versoepeling van het rookverbod waar de VVD en ook de PVV voorstander van waren.

Uit de gespreksverslagen wordt ook duidelijk dat tabakslobbyisten hun pijlen niet alleen op politici richten, maar liever nog op ambtenaren van de ministeries. Wie benaderd wordt, hangt af van de fase waarin de regelgeving zich bevindt. Roelofs: ‘Als ambtenaren bezig zijn met het uitwerken van een regel, dan probeer je daar aan tafel te komen en het liefst in zo’n brede samenstelling met allianties en partijen om aan te geven dat je het anders wilt.’

Ook Michiel Krijvenaar praatte met de studenten. Hij was vanaf 2007 manager corporate affairs van Philip Morris Holland maar besloot na een jaar extern adviseur te worden. Krijvenaar: ‘Kijk, je hebt contact met beleidsambtenaren. Woordvoerders kunnen niks. En beleidsambtenaren, die schrijven. […] Feitelijk komt het erop neer: de politici hebben iets in hun hoofd en de ambtenaar moet het gaan uitvoeren en daar moet je dan bijzitten. Ik noem het altijd zo als lobbyist: je moet zitten bij diegene die het witte papier voor zich heeft.’

Ondanks de letterlijke transcriptie van de bandopname laat Krijvenaar per e-mail weten dat deze woorden hem in de mond zijn gelegd en niet kloppen. Het zit volgens hem zo: ‘Het kan nuttig zijn om als belangenorganisatie in het begin van een beleidsvorming in gesprek te zijn (geweest) met beleidsambtenaren, waarna de besluitvorming stapsgewijs naar de (politieke) top van een ministerie gaat en daarna voor de politieke afweging naar de Kamer gaat, waar Kamerleden (de experts: woordvoerders) zich buigen over het beleidsvoornemen met alle politieke instrumenten die ze ter beschikking staan.’

Hun goed recht

Het blijft schimmig hoe het ministerie wordt belobbyt, meent het PvdA-Tweede Kamerlid Lea Bouwmeester. Tot anderhalf jaar terug had zij het tabaksdossier in haar portefeuille, nu neemt ze het, na het vertrek van Myrthe Hilkens uit de fractie, tijdelijk waar. Ze deed verwoede pogingen om te achterhalen welke invloed de tabaksindustrie op het ministerie van Volksgezondheid heeft. ‘Maar ik kom er niet doorheen,’ zegt ze. ‘Het is mij nog nooit gelukt om een vinger achter de tabakslobby te krijgen. Ik heb via Kamervragen gevraagd om notulen openbaar te maken, maar die heb ik nooit gekregen. Zo kwam ik erachter dat niet van alle overleggen notulen worden gemaakt.’ Daarom is ze bezig met een wetsvoorstel over transparantie. ‘Bij elke wet moet duidelijk worden: wie heeft er gelobbyd, vanuit welk belang en wat is ermee gedaan?’

Hans de Goeij, die van 2002 tot 2009 directeur-generaal Volksgezondheid was op het ministerie van Volksgezondheid en in die functie verantwoordelijk voor het tabaksdossier, kent de strategieën van tabakslobbyisten wel. ‘Ze worden bijvoorbeeld lid van een partij en gaan op congressen bij een minister langs. Dat mag iedereen. Zo’n minister daar aanspreken is hun goed recht, maar dat is geen formeel politiek overleg.’ Ook De Goeij sprak, ongekend openhartig, met de Leidse studenten over zijn tijd bij Volksgezondheid en het reilen en zeilen op het ministerie, waar de huidige staatssecretaris Martin van Rijn in dezelfde periode de functie van directeur-generaal Gezondheidszorg bekleedde (2003-2008).

Henk van Gerven (SP, boven) noemde Arno Rutte (VVD, onder) een ‘tabakslobbyist’ (foto: Peter Hilz / HH)
Henk van Gerven (SP, boven) noemde Arno Rutte (VVD, onder) een ‘tabakslobbyist’ (foto: Peter Hilz / HH)

Hoe groot de invloed van de juiste ambtenaar op de juiste plek kan zijn, blijkt uit wat De Goeij de studenten toevertrouwde. Hij zag ministers komen en gaan. Soms sneuvelde een voorstel in de ministerraad, waardoor ambtenaren moesten stoppen met de uitwerking of een andere lijn moesten inzetten. Soms werden dossiers aangehouden in de hoop op een gunstig gezinde volgende regeringsploeg. De Goeij, in de scriptie: ‘Er zijn een paar mensen die bewaren heel goed.’ Nu nuanceert hij: ‘Dat kan bijna niet. Er zijn wel moties die al jaren op de lijst staan, maar die kun je als departement niet laten verdwijnen zonder uitleg van de bewindspersoon aan de Tweede Kamer. Je kunt ze wel onderaan zetten, of zeggen dat je tijd nodig hebt.’

Zijn eigen bijdrage vertrouwt hij de studenten toe. Hoe er een handtekening moest onder een stapel dossiers die naar de Raad van State moest. Dat er stond wanneer het recht op rookvrije werkplekken in moest gaan. De Goeij, tegen de studenten: ‘Ik dacht: dat gaat mij veel te lang duren, er stond 2006 maar ik heb er met een pen 2004 van gemaakt.’ Met zijn handtekening nam toenmalig minister van Volksgezondheid Bomhoff alle besluiten over, ook de wijziging die De Goeij met de hand maakte, vertelt hij. Tegen de studenten: ‘De pleures brak uit, want iedereen vond dat Bomhoff dat niet had gecommuniceerd. […] Er ontstond dus een soort vacuüm en ze snapten niet dat het zo snel gebeurde.’

Als VN de oud-topambtenaar van Volksgezondheid met deze uitspraak confronteert, blijft het even stil. Dan: ‘Bomhoff schoot in de eerste zeven weken van zijn periode niet echt op in dit dossier, ik heb hem daarmee geholpen. Toen heb ik zelf wat veranderd in die teksten. Maar ik vind dat eigenlijk niet iets om aan de grote klok te hangen, omdat de regelgeving daardoor misschien wel vijf jaar eerder effectief is geworden. Mij gaat het om het resultaat.’ En, zegt hij: ‘Ik heb niet zoveel zin om daar tekst en uitleg over te geven. Je kan het niet meer bekijken, want die stukken zijn er niet meer.’

Wees transparant

De contacten tussen de tabaksindustrie en het ministerie van Volksgezondheid, verantwoordelijk voor het tabaksontmoedigingsbeleid, vallen onder afspraken die zijn vastgelegd in het internationale verdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC, zie kader). De landen die dit verdrag ondertekenden, spraken onder meer af om commerciële partijen die een ander belang dan de volksgezondheid dienen, buiten de deur te houden tijdens het ontwikkelen van gezondheidsbeleid.

Minister Edith Schippers van Volksgezondheid, die de ambtelijke lijn rond het contact met tabaksfabrikanten bepaalde totdat staatssecretaris Van Rijn het in november 2012 overnam, werd regelmatig naar het verdrag gevraagd. Op 25 oktober 2011 zei ze daarover: ‘De FCTC zegt tegen overheden: wees transparant over contacten met de tabaksindustrie. Ze zegt niet: contacten met de tabaksindustrie mag u helemaal niet hebben. Maar wees er transparant over. Dat wil ik ook.’ Op vragen van Kamerlid Arib (PvdA) antwoordde Schippers op 30 januari 2012 schriftelijk dat Nederland ‘grotendeels’ aan de aanbevelingen van de WHO voldoet. ‘Het is van belang dat de WHO aanbevelingen doet en dat op nationaal niveau vervolgens eigen afwegingen worden gemaakt.’ Ze schrijft dat het kabinet het belangrijk vindt dat beslissingen op nationaal politiek niveau genomen worden in overleg met het parlement. ‘Die beleidsvrijheid delegeren wij noch aan de EU noch aan de WHO.’

Uit het FCTC-Verdrag vloeit voort dat Nederland regelmatig moet rapporteren over de stand van zaken rond het implementeren van de afspraken uit het verdrag in de eigen wetgeving. In de rapportage van 2012 zegt Nederland onder meer transparant te zijn over alle contacten met de tabaksindustrie of de detailhandel, dat er alleen met ze overlegd wordt als dat strikt noodzakelijk is en dat ‘bestrijding van het tabaksgebruik in het algemeen’ niet met de industrie wordt besproken.

Luistert PvdA-staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid te veel naar de tabakslobby? (foto: Martijn Beekman / ANP)
Luistert PvdA-staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid te veel naar de tabakslobby? (foto: Martijn Beekman / ANP)

Het verdrag komt uitgebreid ter sprake in het debat van 28 februari over de nieuwe Europese Tabaksproductenrichtlijn. Kamerlid Van Gerven vraagt aan staatssecretaris Van Rijn naar de contacten die er zijn geweest op het ministerie van Volksgezondheid met de tabaksindustrie tijdens het opstellen van de reactie van de regering op de voorstellen uit Brussel.

Van Rijn stuurde die reactie naar de commissie Volksgezondheid in een brief van 25 januari. Van Rijn antwoordt: ‘Wij hebben tweemaal overleg gevoerd, met de gezondheidsorganisaties en met de industrie. Bij dat overleg hebben de partijen hun standpunt toegelicht en is door het departement een toelichting op de fiches gegeven.’ Een ‘fiche’ is de ambtelijke naam voor een document waarin de regering haar opstelling formuleert over een beleidsthema. Als zo’n fiche gaat over voorstellen van de Europese Commissie, wordt dat aangeduid met ‘Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)’.

Uit de door Vrij Nederland opgevraagde correspondentie van het ministerie van Volksgezondheid blijkt dat de door de staatssecretaris bedoelde overlegmomenten op 29 januari (gezondheidsorganisaties) en op 30 januari (tabaksindustrie) hebben plaatsgevonden.

Omdat de staatssecretaris al op 25 januari 
het fiche over de Europese Tabaksproductenrichtlijn aan de Tweede Kamer stuurde, lijkt de regering zich aan de afspraken te hebben gehouden en geen contact te hebben gehad met de tabaksindustrie tijdens het formuleren van haar beleidsopstelling.

Als de staatssecretaris in het debat specifiek naar het verdrag wordt gevraagd, zegt hij dan ook: ‘Wij houden ons strikt aan de internationale afspraken over de contacten met de tabaksindustrie en de invloed die daarvan uit kan gaan op het beleid.’ En later: ‘Overigens is het FCTC een juridisch bindend verdrag, zo krijg ik nog even in mijn oor gefluisterd.’

Maar uit de opgevraagde correspondentie blijkt dat de staatssecretaris maar de halve waarheid vertelt: hij vindt het juist belangrijk om op de hoogte te worden gebracht van de opvattingen van de tabaksindustrie over de voorstellen uit Brussel, ruim voordat hij zich een oordeel heeft gevormd en de Tweede Kamer daarover wordt geconsulteerd. Van Rijn vertelt de Tweede Kamer namelijk niet dat aan de opstelling van het regeringsstandpunt een branche-brede schriftelijke inspraakronde is voorafgegaan.

Op 18 december schrijft een ambtenaar van Economische Zaken aan een collega van Volksgezondheid: ‘Heb vandaag contact gehad met Dennis Edeler van VNK (Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie, red). […] Volgens hem, ook nav contact met VNO-NCW zou de sector over het kabinetsvoornemen rond het Brusselse besluit worden geconsulteerd.’ De veronderstelling van de fabrikant blijkt te kloppen. Een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid stuurt op donderdag 20 december (een dag na de presentatie van de plannen in Brussel) een mail met de titel ‘Schriftelijke inbreng voorstel EU tabaksproductenrichtlijn’. In het bericht worden zowel gezondheidsorganisaties als de tabaksindustrie specifiek uitgenodigd mee te denken over de nieuwe richtlijn: ‘Voor het opstellen van een BNC-fiche is maar heel weinig tijd, zeker gelet op het brede scala aan mogelijke maatregelen. Met het oog op de krappe planning zullen daarom geen consultaties worden gehouden tot nadat er met de Tweede Kamer is gesproken over het BNC-fiche. Uw schriftelijke inbreng is uiteraard welkom. […] De inhoudelijke inbreng zullen we meegeven aan de staatssecretaris bij het opstellen van het BNC-fiche. Om uw reactie nog te kunnen meewegen, willen we u verzoeken uw schriftelijke inbreng uiterlijk vrijdag 4 januari aan ons te doen toekomen.’

In het bericht worden zowel gezondheidsorganisaties als de tabaksindustrie uitgenodigd mee te denken over de nieuwe richtlijn

Het lijkt niet om zomaar een brief te zijn gegaan. Op Volksgezondheid is heen en weer gemaild over de formulering. De zin ‘Vanzelfsprekend is schriftelijke inbreng welkom, en ik vind het van belang kennis te nemen van uw visie in deze’ haalde de uiteindelijke uitnodiging niet, maar dat de inhoudelijke inbreng meegewogen zou worden, bleef staan.

Ook in de correspondentie van het ministerie van Financiën duikt de uitnodiging op. Volksgezondheid blijkt te zijn vergeten om de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie op te nemen in de lijst van geadresseerden. In een e-mail van 7 januari stuurt een behulpzame ambtenaar van Financiën het bericht alsnog aan hen door: ‘Ze ontvangen graag nog je schriftelijke inbreng. Het liefst wel vandaag vanwege de krappe planning.’

Op de sigarenfabrikanten na halen alle brancheverenigingen de door het ministerie vastgestelde deadline van 4 januari. Kopieën van hun brieven zijn later verstuurd naar de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid.

Van de bijeenkomst met de gezamenlijke tabaksindustrie op 30 januari zijn notulen gemaakt. Daarin staat onder andere: ‘Vanuit Volksgezondheid wordt aangegeven dat deze staatssecretaris dezelfde lijn als minister Schippers hanteert ten aanzien van contacten met de industrie: communicatie is in het kader van behoorlijk bestuur mogelijk, waar deze wenselijk danwel noodzakelijk wordt geacht door VWS.’ De industrie geeft in deze bijeenkomst de suggestie mee om te werken met overgangstermijnen die per maatregel verschillen. Het antwoord van het ministerie: ‘Vanuit VWS wordt aangegeven dat zij de mogelijkheden zal onderzoeken.’

Tot de orde roepen

Waarom heeft Van Rijn om schriftelijke inbreng gevraagd? ‘De staatssecretaris neemt kennis van alle standpunten om vervolgens zelfstandig goed afgewogen beleidsbeslissingen te maken die gericht zijn op het actief tegengaan van roken,’ laat zijn woordvoerder weten. ‘Eind 2012 hebben partijen herhaaldelijk actief contact gezocht met VWS met verzoeken tot overleg en standpunten over het BNC fiche. Om voor iedereen helder te maken dat er in die periode geen overleg en geen consultatie zou komen, is dat in december 2012 vanuit VWS in een algemene mail bericht aan belanghebbenden. Daarnaast is gewezen op de mogelijkheid om – ondanks onze afwijzing van de verzoeken – een brief te sturen. Dat kan namelijk altijd in elk beleidsproces.’

Een wonderlijke redering. Om aan te geven dat er geen consultatie is wordt er om een brief gevraagd die, zoals bleek, het ministerie zal ‘meewegen’. Heeft de staatssecretaris het FCTC-verdrag geschonden? Niet alle woordvoerders zorg van de Tweede Kamer zijn bereikbaar. Arno Rutte (VVD): ‘Wat voor mij geldt, geldt ook voor de staatssecretaris. Namelijk dat je alle argumenten die relevant zijn voor het debat aanhoort en vervolgens een zorgvuldige afweging maakt. Ik ga er vanuit dat de staatssecretaris dit doet binnen de grenzen van het FCTC-verdrag.’

Lea Bouwmeester (PvdA): ‘Het verdrag zegt dat contact en onderhandelen over gezondheidszaken tussen de tabaksbranche en het ministerie niet mag. Dan moet je het niet doen. Als men toch vindt dat het nodig is, dan is openbare verantwoording nodig.’

Een tabakslobbyist vond het een 'geluk' dat Edith Schippers minister van VWS werd
Een tabakslobbyist vond het een ‘geluk’ dat Edith Schippers minister van VWS werd

Linda Voortman (GroenLinks): ‘Dit contact had er niet mogen zijn. Het is in strijd met het FCTC-verdrag. De staatssecretaris zou op zijn minst moeten zeggen: “We hebben het 
verkeerd gedaan, maar we stoppen ermee.” Het stelt me wel teleur, van een PvdA-staatssecretaris had ik anders verwacht.’

Henk van Gerven (SP): ‘Dit moet per direct stoppen. Als de staatssecretaris dat niet toezegt, zal ik de Kamer om een uitspraak vragen over de handelwijze van het ministerie in relatie tot het FCTC-verdrag. Dan moet de Kamer hem en het kabinet tot de orde roepen.’

In de brief van 25 januari, het fiche waarmee de regering de Kamer informeert over haar standpunten, schrijft Van Rijn onder andere: ‘Een aantal voorstellen gaat gepaard met een aanzienlijke verhoging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, de reden waarom Nederland betwijfelt of er op bepaalde onderdelen niet voor minder vergaande voorstellen gekozen had kunnen worden.’

Een ander belangrijk actiepunt van de industrie, het overdragen van beslissingsbevoegdheid aan Brussel, komt ook ter sprake. Van Rijn vindt dat er per maatregel gekeken moet worden wat op Europees en op nationaal niveau geregeld kan worden.

Als de staatssecretaris op 14 juni een brief aan de Kamer stuurt om hen te informeren over de voortgang, blijkt de tabakslobby succes te hebben geboekt. Bijna alle ‘delegatiebepalingen’ blijken omgezet te zijn in ‘implementatiebepalingen.’ Van Rijn legt uit: ‘Dit betekent dat beslissingen hierover niet door de Europese Commissie kunnen worden genomen, maar door een comité van experts van de lidstaten.’

Dagvaarden

In hoeverre de staatssecretaris de belangen van de tabaksfabrikanten heeft meegewogen bij het opstellen van het regeringsstandpunt valt niet precies te achterhalen. De staatssecretaris laat via zijn woordvoerder weten dat verlaging van de administratieve lastendruk en het voorkomen van onnodige bemoeienis van Brussel belangrijke toetspunten van het kabinet zijn, ‘ongeacht de mening van de tabaksindustrie.’

‘Het vermoeden ervan is het ergste,’ zegt Wim Voermans, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht aan de Universiteit Leiden die Lea Bouwmeester bijstaat in het bedenken van een wetsvoorstel over een transparantieregister. ‘Je kunt immers nooit honderd procent boven water krijgen hoe welke belangen zijn meegewogen. Dit omdat er geen duidelijke regels voor zijn in ons Nederlandse systeem. Daarom pleit ik ook voor duidelijke regels voor lobbyen waar een transparantieregister bijvoorbeeld onderdeel van kan uitmaken, zodat je allemaal kunt zien bij welke voorstellen welke argumenten hebben meegeteld en hoe die gewogen zijn. Zolang dat er niet is, blijft er een zweem over lobbyen heen hangen van katjes die in het donker worden geknepen.’

‘Het is goed dat uw overheid zegt transparant te zijn,’ zegt dr. Tibor Szilagyi op de vraag of Nederland zich inderdaad aan de afspraken houdt, per telefoon vanuit het Zwitserse FCTC-kantoor van de WHO. Szilagyi is ‘technical officer’, een aan het FCTC-secretariaat verbonden onderzoeker. ‘Maar transparantie is geen rechtvaardiging voor het contact. Het FCTC-verdrag stelt dat partijen die een ander belang dan de volksgezondheid dienen, niet mee mogen praten als er regelgeving wordt opgesteld voor het gezondheidsbeleid. De tabaksindustrie is zo’n partij. Pas nadat de regelgeving is afgerond, is een gesprek met de industrie mogelijk waarin hun wordt verteld wat er is beslist. Vervolgens is het gewenst dat dáárover transparantie plaats vindt.’

Szilagyi bevestigt nog maar eens dat het verdrag rechtsgeldig en juridisch bindend is. ‘Waar nog wel eens verwarring over ontstaat, zijn de begeleidende richtlijnen. Die zijn opgesteld als handleiding voor regeringen om het FCTC-verdrag mee te kunnen implementeren. Die richtlijnen zijn zelf niet bindend. Maar wat in het verdrag staat wel.’ Anders gezegd: het gaat er niet om hóé je de afspraken uit het verdrag invoert, maar dát ze ingevoerd en nageleefd worden. Dr. Tibor Szilagyi: ‘Als een regering de regels overtreedt, kan zij voor de rechter worden gedaagd door organisaties die die overtreding aan de kaak willen stellen.’

Wanda de Kanter staat in de startblokken. Zij is longarts en voorzitter van de Stichting Rookpreventie Jeugd die wil voorkómen dat kinderen gaan roken. De Kanter kwam in maart landelijk in het nieuws vanwege de lancering van website TabakNee, waarop ze de lobby achter de tabak met naam en toenaam verantwoordelijk houdt voor rookverslaving. Als De Kanter hoort dat de staatssecretaris ondanks de internationale afspraken contacten met de industrie onderhoudt bij het maken van antirookbeleid, zegt ze: ‘Nu we dít weten, gaan we de Staat der Nederlanden dagvaarden wegens het schenden van het FCTC-verdrag.’

Dit artikel kwam mede tot stand dankzij een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl) en Stichting Democratie en Media.