Onlangs dineerde ik uitgebreid met rechtsfilosoof en Democratie-Fluisteraar des Vaderlands Bastiaan Rijpkema. Hij legde mij uit wat illiberal democracies (onvrije democratieën) zijn. Die term is in 1997 gemunt door de Amerikaanse journalist Fareed Zakaria. Inmiddels is het in de politieke wetenschappen een gangbaar begrip om landen te beschrijven met een regering, een parlement en oppositiepartijen, met verkiezingen, maar met weinig of geen vrijheid van meningsuiting, weinig of geen vrijheid van vergadering, nauwelijks of geen vrije pers. Landen als Turkije of Rusland zijn typische voorbeelden van illiberal democracies.

Verrek, dacht ik toen, dit is interessant. Meteen vroeg ik Rijpkema hoe we Nederland dan moeten noemen. Hoe bedoel je, vroeg hij. Ik keek hem expres heel ernstig aan en zei toen: ‘Laten we eerst eens samen alles op een rijtje zetten.’ Dat deden we.

Vrije verkiezingen

Op alle internationale ranglijsten behoort het electorale systeem van Nederland tot de democratische top. Bijna geen enkel land kent vrijere en eerlijker verkiezingen. Ook de rechterlijke macht in Nederland – die medeverantwoordelijk is voor toezicht op vrije verkiezingen – is onafhankelijk.

Vrijheid van meningsuiting

Ook op het gebied van vrijheid van meningsuiting is Nederland een topland in de wereld. Maar wel iets minder top dan wat betreft verkiezingen. Omdat we nog een paar juridische belemmeringen – zoals het verbod op ‘beledigen’ – hebben. Maar columnisten, journalisten, media en politici genieten een zeer hoge mate van vrijheid om de regering te bekritiseren. Zo wacht mij geen gevangenisstraf, marteling of doodseskader na publicatie van dit essay.

Parlement

Nu begint de schoen te wringen. Ik heb zelf als Tweede Kamerlid gezien dat vrijwel alle Nederlandse parlementariërs keihard werken om vanuit hun perspectief Nederland beter te maken. Tegelijkertijd zijn de regels van het politieke spel problematisch. Zo kent ons land een uitzonderlijk hoge fractiediscipline. Het is hoogst ongebruikelijk dat een Kamerlid tegen de lijn van de fractie stemt. Als je dat wel (vaak) doet, word je als lastig gezien. Door je eigen fractievoorzitter, maar ook door de parlementaire pers. Waardoor de kans kleiner wordt dat je de volgende keer weer op de verkiezingslijst wordt gezet, ook al druist dat in tegen de grondwettelijke plicht dat Kamerleden ‘zonder last’ hun werk moeten doen.

Zelfs wanneer de regering liegt, misleidt of informatie achterhoudt: moties van wantrouwen blijven kansloos.

Voor Kamerleden van politieke partijen die aan het regeren zijn, levert dit een extra probleem op: het principe van dualisme – ‘de regering regeert, de Kamer controleert’ – kunnen ze niet meer naleven. De dagelijkse praktijk in het huidige Nederlandse parlement is dat altijd minimaal 76 zetels het beleid van de regering steunen. Zelfs wanneer de regering grote fouten maakt. Zelfs wanneer de regering liegt, misleidt of informatie achterhoudt: moties van wantrouwen blijven kansloos. Want de oppositie zal nooit 76 stemmen steun krijgen.

Transparantie

Artikel 68 van de Grondwet luidt: ‘De ministers en de staatssecretarissen geven de Kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.’

Een transparante overheid is een van de pijlers van een vrije, open en democratische samenleving. Burgers hebben het recht om te weten hoe hun regering tot beleidsbesluiten komt. Media – specifiek de parlementaire pers – kunnen zo hun rol als kritische volger, onderzoeker en duider van de politiek vervullen. Toen ik als Tweede Kamerlid voor GroenLinks schriftelijke vragen stelde over de verengelsing in het hoger onderwijs, gaf minister Van Engelshoven (D66) antwoord. Tweede Kamerlid Harry van der Molen (CDA) bleek vrijwel identieke vragen te hebben gesteld, maar hij kreeg andere antwoorden.

Dat is geen incident. Ministeries geven zelfs op de meest basale informatievragen geen, onvolledig of tegenstrijdig antwoord aan de Tweede Kamer. Als Kamerlid moet je dan maar tijd hebben om door te blijven vragen tot je het juiste antwoord krijgt. Waar dit toe kan leiden, hebben we gezien in de recente toeslagenaffaire. Pieter Omtzigt (CDA) en Renske Leijten (SP) hebben jarenlang een loopgravenoorlog met Kamervragen moeten voeren voordat er überhaupt werd erkend dat de Belastingdienst de fout was ingegaan door onschuldige mensen als fraudeur te kenmerken. Ondertussen werden de levens van de slachtoffers van de Belastingdienst steeds verder verwoest.

Lees ookIn de toeslagenaffaire blijven de verantwoordelijken buiten schot13 december 2019
Democratisch tekort

De Nederlandse overheid raakt daarnaast structureel gevoelige dossiers ‘kwijt’. Zoals onlangs een belangrijk rapport rond het Nederlandse bombardement in Irak in 2015. Ook Wob-verzoeken worden in Nederland notoir slecht gehonoreerd. Zwart lakken van documenten lijkt wel de standaard. Er is dan verder geen echt mechanisme om te achterhalen of dat zwart lakken rechtmatig is.

Dit transparantieprobleem is vooral onder de kabinetten-Rutte enorm geworden. Zo was er de brief van de regering in 2016 over de toepassing van grondwetsartikel 68. Die brief verruimde ‘strijdigheid met het belang van de staat’ en gaf de overheid eigenlijk eenzijdig het recht om dat te bepalen. Het resultaat: artikel 68 is in feite helemaal uitgekleed. Pieter Omtzigt legde mij uit hoe weinig slagkracht er is om dit probleem te lijf te gaan: ‘De Tweede Kamer, dus de burger, kan hier bijna niks meer tegen doen. Er zijn geen middelen. Behalve dan elke keer dat de regering haar plicht tot transparantie niet nakomt het aftreden van de minister of van de regering eisen. En dat is meestal een paardenmiddel.’

‘Rijke burgers die niet stemmen zijn nog altijd beter vertegenwoordigd dan arme burgers die wel stemmen.’

Er is een enorm democratisch tekort in Nederland, een kloof tussen gemaakt beleid en wat de meerderheid van de bevolking wil. Die kloof is inmiddels zo groot dat vooral de belangen van de rijken en de machtigen, oftewel de spreekwoordelijke één procent, worden gediend door de politiek. Ten koste van de belangen van de meerderheid van de bevolking. De bevindingen van het onderzoek van Wouter Schakel, verbonden aan de programmagroep Political Economy and Transnational Governance aan de Universiteit van Amsterdam, zijn wat dat betreft schokkend. En glashelder: ‘Rijke burgers die niet stemmen zijn nog altijd beter vertegenwoordigd dan arme burgers die wel stemmen.’

Alleen in zeer autocratische landen en in dictaturen zijn er zulke ondemocratische beleidsuitkomsten.

Papieren tijger

Terug naar de dinertafel met Bastiaan Rijpkema. Toen we dit alles bespraken, besefte ik dat we een belangrijk punt op het spoor waren: in de politieke wetenschappen is er nog geen term voor een land zoals Nederland. Een land waarin je op alle vlakken democratische structuren hebt, maar de politieke besluitvorming ondemocratisch is. Een land met vrije verkiezingen. Met vrijheid van meningsuiting. Met vrijheid van vergadering. Maar zonder transparantie van de overheid richting burgers. Zonder instrumenten voor burgers om de democratische rechten die ze op papier hebben waar nodig af te dwingen. Met een kleine elite die het beleid bepaalt ten nadele van de rest van de bevolking. Een parlement dat in de praktijk te vaak noodgedwongen functioneert als een papieren tijger. Zonder dualisme.

Hoe noem je een land met burgerlijke vrijheden en een democratisch politiek spel waarvan de spelregels ondemocratisch zijn en de uitkomsten dictatoriaal? Twee termen dekken volgens mij die lading: Liberal autocracy (liberale autocratie) of Democratic dictatorship (democratische dictatuur).

Kiest u maar.