Onderzoeken en rapporten spelen een sleutelrol in de tabakslobby. Zoals een schimmige publicatie van KPMG over sigarettensmokkel.



‘Is er morgen een beamer beschikbaar?’ vraagt een medewerker (de naam is weggelakt) van Philip Morris aan een ambtenaar van het ministerie van Financiën.

Zijn e-mail van 4 juli 2012 is in handen van Vrij Nederland gekomen na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. De beamer blijkt nodig om tijdens een overleg op het ministerie de statistieken te tonen van het ‘Star-rapport’, een onderzoek dat KPMG Nederland sinds 2006 jaarlijks uitvoert naar de illegale smokkel van sigaretten in de Europese Unie. De ambtenaar van het ministerie schrijft direct terug: ‘Er is een beamer aanwezig!’

Ook dit jaar is er een Star-Rapport uitgebracht. Op 16 april is het in Brussel aan alle lidstaten gepresenteerd. Het 236 pagina’s tellende document staat vol met staafdiagrammen en grafieken.

De volgende dag, 17 april, slaat Philip Morris International groot alarm in een persbericht, waarin topman Artyom Chernis in het Engels schrijft: ‘Midden in de economische crisis en begrotingstekorten wordt Europa geplaagd door illegale sigaretten […]. Er worden gemeenschappen door vernietigd.’ Volgens het persbericht zijn de lidstaten gezamenlijk 12,5 miljard euro aan belastinginkomsten misgelopen en zijn ‘extreme belastingen’ een belangrijke oorzaak van de toegenomen smokkel. Zes dagen later brengt Philip Morris Benelux een extra Nederlandstalig persbericht uit met daarin dezelfde conclusies en een bijna letterlijke vertaling, nu uitgesproken door Philip Morris Benelux-topman Robert Wassenaar. Hij spreekt van ‘extreme belastingstelsels en regelgeving waardoor de consumptie verschuift van de legale naar de illegale tabaksmarkt’.

‘Dat ze het zo hebben kunnen framen dat er gesproken wordt over een “ventilatieprobleem” in plaats van een “rookprobleem”, dat is knap’

Dat persbericht van de sigarettengigant vermeldt dat KPMG dit onderzoek heeft uitgevoerd ‘in opdracht van Philip Morris International (PMI), de Europese Commissie en alle 27 EU Lidstaten’. Het wordt ingekort overgenomen door het ANP en verschijnt onder meer op Nu.nl (22 april) en in de Volkskrant (23 april).

Opvallende samenwerking

Een woordvoerder van KPMG bevestigt per e-mail deze opvallende samenwerking: hun opdrachtgevers zijn ‘Philip Morris, de EU en de lidstaten’.

Maar een woordvoerster van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) zegt namens de Europese Commissie dat deze informatie niet klopt: ‘Het rapport wordt in opdracht van en gefinancierd door Philip Morris International uitgevoerd door KPMG.’ Het rapport valt binnen het uit 2004 daterende Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement (zie kader p. 31), waarbij de Europese Commissie samen met alle betrokken partijen de te volgen onderzoeksmethode voor de rapportage heeft afgestemd. De OLAF-woordvoerster zegt ook: ‘Het Project Star Report is een van de vele bronnen van informatie en analyse die de Commissie en haar lidstaten tot hun beschikking hebben en kan in die context worden gebruikt, zonder te vergeten dat het gefinancierd en geproduceerd wordt door private partijen.’

Onder die voorwaarden wordt het Star-rapport door de Commissie verstrekt aan haar lidstaten. Zo is het ook bij het Nederlandse ministerie van Financiën terechtgekomen, blijkt uit het vorig jaar gepresenteerde rapport ‘Bestrijding van accijnsfraude bij alcohol en tabak’ van de Algemene Rekenkamer. Daarin staat dat staatssecretaris Weekers de Star-bevindingen gebruikt ‘voor zover van belang voor activiteiten op het terrein van toezicht of fraudebestrijding’. Hierop oordeelde de Algemene Rekenkamer dat er een probleem met het rapport is omdat het ‘inhoudelijk niet volledig’ is.

V.b.n.b: Petrus van Duyne, hoogleraar in de rechten; zijn collega Fred van Raaij, eveneens tegen de hoge accijnzen; Robert Wassenaar van Philip Morris
V.b.n.b: Petrus van Duyne, hoogleraar in de rechten; zijn collega Fred van Raaij, eveneens tegen de hoge accijnzen; Robert Wassenaar van Philip Morris

Desondanks is het dit jaar gepresenteerde Star-rapport wederom door Financiën geaccepteerd. Een woordvoerder van het ministerie meldt namelijk desgevraagd dat dit rapport samen met andere rapporten van de alcohol- en tabaksbranches ‘mede zullen worden gebruikt voor de door de staatssecretaris aan de Tweede Kamer toegezegde grenseffectenrapportage die na de zomer aan de Kamer zal worden aangeboden’.

Onvolledig
Op verzoek van Vrij Nederland nam Pim Levelt het nieuwste Star-rapport nauwkeurig door. Levelt is oud-president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en was voorzitter van de commissie die onderzoek deed naar de frauduleuze praktijken van psycholoog Diederik Stapel. Zijn conclusie is dat het rapport wetenschappelijk gesproken onvolledig is. ‘Omdat de Europese Commissie, die tot onze overheid behoort, betrokken is geweest bij de vaststelling van de te volgen onderzoeksmethodiek, zou wetenschappelijke volledigheid toch zeer wenselijk zijn,’ zegt Levelt. Zijn analyse: ‘Over de betrouwbaarheid en validiteit van de gebruikte maten krijgen we slechts globale aanduidingen en de relevante maten worden nergens gepresenteerd. Bovendien is er geen evidentie dat het rapport onderhevig is geweest aan peer review. Deze onvolledigheid impliceert dat de conclusies van dit rapport oncontroleerbaar zijn.’

Ook vindt Levelt dat het rapport niet onafhankelijk is. ‘Philip Morris is op allerlei punten betrokken bij het onderzoek.’ Zo heeft de fabrikant zelf opdracht gegeven voor het verza-
melen van lege sigarettenwikkels die zijn gebruikt om te bepalen of er sprake was van een legaal of illegaal pakje. Alle onderzoek door derden werd direct door Philip Morris gecontracteerd. En Philip Morris heeft ook zelf data aangeleverd voor dit rapport. Levelt: ‘Dit staat op gespannen voet met het onmiskenbare feit dat Philip Morris belanghebbende is bij dit onderzoek.’

KPMG wil Levelts analyse niet inzien om commentaar te leveren. De woordvoerder zegt dat zoiets altijd de taak van de opdrachtgever is. Maar ook Philip Morris besluit na intern beraad de analyse van Levelt niet te willen inzien.

‘Dat verbaast me niets,’ zegt Levelt. ‘Want 
Philip Morris heeft met haar begeleidende persbericht iedereen op het verkeerde been gezet met de suggestie dat het onderzoek mede in opdracht van de Europese Commissie zou zijn verricht.’

Geen verband accijns en smokkel
Het Star-rapport wordt door de Marlboro-producent ingezet als lobby-instrument, meent dr. Luk Joossens. Hij is internationaal expert op het gebied van illegale sigarettensmokkel en verbonden aan de Association of European Cancer Leagues. ‘Het rapport heeft voor elkaar gekregen dat de discussie rond illegale smokkel dankzij hoge accijnzen weer kan worden gevoerd,’ zegt Joossens. In het begeleidende persbericht van Philip Morris wordt er de nadruk op gelegd dat hoge accijnzen smokkel in de hand werken. Terwijl er in de algemene bevindingen van het Star-rapport, aldus Levelt die de analyse maakte, geen verband wordt gelegd door KPMG tussen de hoogte van accijnzen en smokkel.

Professor Robert N. Proctor bestudeert de tabaksindustrie al dertig jaar: 'De inzet van wetenschap is strategie.'
Professor Robert N. Proctor bestudeert de tabaksindustrie al dertig jaar: ‘De inzet van wetenschap is strategie.’

Luk Joossens valt ook de timing op: ‘Eerst werd het rapport rond juni gepresenteerd, nu was dat ineens in april,’ zegt hij. ‘Niet geheel toevallig staat er nieuwe regelgeving vanuit Brussel aan te komen waar plain packaging een onderdeel van is. Dat houdt in dat pakjes er voortaan hetzelfde uit zouden moeten gaan zien. Philip Morris haalt haar winst uit Marlboro, dat herkenbaar in het schap ligt. Als plain packaging wordt doorgevoerd en alle pakjes op elkaar gaan lijken, vreest zij voor haar winsten. Het rapport wordt deze keer gebruikt om deze regels te proberen te voorkómen. Philip Morris beweert bij hoog en laag dat dit soort verpakkingen smokkel in de hand werken. En dat een verbod op mentholsigaretten, ook een van de voorstellen in Brussel, eenzelfde effect zal hebben. In het laatste Star-rapport staan opvallend veel statistieken over menthol en dunne sigaretten.’

Met betrekking tot de timing van publicatie verwijst het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) opnieuw naar Philip Morris International. Wel laat zij weten: ‘In 2013 is, in tegenstelling tot wat eerder gebruikelijk was, het Project Star Report gepresenteerd zonder dat OLAF of de lidstaten het vooraf hebben ingezien of geaccordeerd. Hoewel ze dat niet verplicht zijn, hebben we Philip Morris gevraagd dat volgend jaar wel weer te doen.’

Afleiden
Tabaksfabrikanten hebben onderzoekers nodig om tabak te blijven verkopen,’ zegt professor Robert N. Proctor, hoogleraar geschiedenis aan de Stanford University. Dertig jaar lang bestudeerde hij de tabaksindustrie, wat resulteerde in zijn boek Golden Holocaust (2012). ‘De inzet van wetenschap is onderdeel van hun strategie,’ vervolgt hij in een telefonisch interview vanuit Californië. ‘In het verleden waren door hen geselecteerde wetenschappers nodig om te bestrijden dat roken schadelijk is. Langzaam is hun strategie verschoven van het ontkennen van de gezondheidsaspecten naar het áfleiden ervan.’ Het uitbrengen van onderzoeksrapporten die ‘degelijk en betrouwbaar’ moeten overkomen is, aldus Proctor, een van die methodes.

Professor Proctor vermoedt dat de nadruk die Philip Morris met het Star-rapport probeert te leggen op de inkomstenderving van de EU-lidstaten als gevolg van de toegenomen smokkel van (namaak)sigaretten door accijnsverhogingen, bedoeld is om het gezondheidsaspect te verhullen. ‘Het is wetenschappelijk aangetoond dat er minder wordt gerookt als de accijnzen omhoog gaan,’ zegt hij. ‘Bij iedere tien procent verhoging, neemt de consumptie met vier procent af. Maar daar hoor je de fabrikanten niet over. Zij proberen de Grand Canyon te leggen tussen echte merksigaretten en nep-merksigaretten en hopen dat we vergeten dat het gaat om de scheiding tussen echte sigaretten en geen sigaretten.’

De verzameling sigarettenparafernalia van Robert N. Proctor
De verzameling sigarettenparafernalia van Robert N. Proctor

Proctor geeft een ander voorbeeld van eind jaren tachtig, dat doorliep tot in de jaren negentig: ‘Bij het Center for Indoor Air Resarch, een door de tabaksindustrie geconstrueerde organisatie, claimden ze dat het probleem met “binnen roken” niet de rook zelf was, maar een gebrek aan ventilatie. Ze gebruikten daarvoor de term Sick Building Syndrome en beweerden dat als je de ramen potdicht houdt, er deeltjes uit het tapijt en de verf gaan circuleren. Ze hielden er hele conferenties over en schreven er wetenschappelijke tijdschriften mee vol. Wat zo interessant is: het is in principe waar, er zíjn ook problemen met deeltjes die blijven hangen bij slechte ventilatie. Maar dat ze het zo hebben kunnen framen dat er gesproken wordt over een “ventilatieprobleem”, in plaats van een “rookprobleem”, dat is het knappe.’

Ontkrachten
Ruim vijftig jaar geleden bestonden er al stevige wetenschappelijke bewijzen voor de schadelijkheid van tabak. In hun boek Merchants of Doubt (2010) leggen auteurs Oreskes en Conway bloot hoe de tabaksindustrie die met succes probeerde te ontkrachten door het verstrekken van enorme onderzoekstoelagen aan onderzoekers. In de media kwamen zij voortdurend met alternatieve bevindingen, die bijvoorbeeld andere factoren dan roken voor het ontstaan van longkanker centraal stelden. Door twijfel te zaaien en gedegen onderzoek in diskrediet te brengen werd tijd gewonnen, tijd die werd gebruikt om enorme winsten te behalen en om alle ingediende gezondheids-schadeclaims naast zich neer te kunnen leggen onder het motto ‘not yet proven’.

Twijfel zaaien was dé tactiek, zegt professor Proctor. Hij leest een van de beruchtste geheime memo’s van de tabaksindustrie voor, geschreven door de vicepresident Marketing van een grote tabaksfabrikant aan zijn collega’s: ‘Doubt is our product since it is the best means of competing with the body of fact that exists in the mind of the general public. It is also the means of establishing that there is a controversy. If we are successful in establishing a controversy at the public level, then there is an opportunity to put across the real facts about smoking and health.’
Proctor: ‘Zolang ze twijfel kunnen zaaien, kunnen ze geld verdienen. Het laten doen van onderzoek en het steunen van wetenschappers bezorgt de industrie vooral een goed aanzien. Maar ze hebben hierdoor ook medestanders gekregen en mensen met autoriteit die hen in rechtbankprocedures wilden verdedigen.’

Hoewel de memo uit 1969 stamt, is deze nog altijd zeer relevant, meent Proctor. Om het thema gezondheidsschade naar de achtergrond te dringen, zet de industrie nog altijd wetenschappers in. Bijvoorbeeld door ze in de gelegenheid te stellen op conferenties hun voor de industrie gunstige verhaal te vertellen, maar ook door ze te vragen om advies of door ze via een commissariaat aan een fabrikant te verbinden.

10.000 dollar voor een hoofdstuk
Op 9 september 2010 vond een werkconferentie plaats in de Haagse Pulchri Studio, het monumentale pand van een kunstenaarsvereniging, met als thema ‘illegale handel en accijns’. De organisatie was in handen van de gezamenlijke Nederlandse tabaksindustrie en werd ondersteund door de werkgeversorganisatie VNO-NCW. In de zaal zaten, volgens de organisatoren, ook beleidsambtenaren van diverse ministeries en functionarissen van overheidsdiensten. Uit een intern document van het ministerie van Financiën blijkt dat dit ministerie in elk geval afgevaardigd was.

KNAW president prof. Hans Clevers (boven) en prof. Pim Levelt: twijfels bij het inzetten van wetenschappers
KNAW president prof. Hans Clevers (boven) en prof. Pim Levelt: twijfels bij het inzetten van wetenschappers

Op deze bijeenkomst komt aan bod dat hogere accijnzen tot smokkel van (namaak)merksigaretten leiden. Deze opvatting werd onderschreven door de uitgenodigde sprekers, onder wie werkgeversdirecteur Niek Jan van Kesteren (‘Ik ben niet voor het wetenschappelijke gedeelte hier, maar om de support van VNO-NCW voor de tabaksindustrie tot uitdrukking te brengen’) en twee wetenschappers van de Tilburgse universiteit: Fred van Raaij, hoogleraar economische psychologie en Petrus van Duyne, hoogleraar in de rechten.

In een gloedvol betoog dat met de camera is opgenomen, beschuldigde Van Duyne de overheid er mede van de georganiseerde misdaad in de kaart te spelen omdat zij met haar accijnsbeleid de prijs van de sigaretten bepaalt. Zijn boodschap voor het publiek luidde: ‘Bedenk wel: áls jullie met beleidsmedewerkers praten, ze altijd praten vanuit hogere doelen. Je hebt dus altijd ongelijk, industrie!’

Desgevraagd laat Van Duyne, nu met emeritaat, per e-mail weten dat hij het niet bezwaarlijk vindt om voor de tabaksindustrie te spreken. ‘Ik ben onderzoeker, geen wereldverbeteraar. Ik wil wéten als een aandrift van nieuwsgierigheid die ergens uit mijn tenen opwelt, ongeacht of dat de mensheid dient of niet.’ Of hij betaald is voor zijn bijdrage, weet hij niet meer. ‘De ene keer is het een normaal honorarium, de andere keer een fles wijn.’

Zijn collega Fred van Raaij, die ook lid is van de Raad van Toezicht van het Amphia Ziekenhuis in Breda, behandelde het thema ‘tabaksaccijns en rookgedrag’. In zijn speech noemde hij de 
tabaksaccijns een ‘repressieve belasting’ die vooral opgebracht wordt ‘door lage inkomens’. Hogere accijnzen zouden bovendien amper effect hebben op het beginnen of stoppen met 
roken en de smokkel van namaak merksigaretten stimuleren. Vooral jongeren zijn volgens Van Raaij een dankbare prooi. ‘Jonge rokers 
nemen nog niet zoveel kwaliteitsverschillen waar en zien illegale sigaretten als een goed substituut voor volwaardige, gewone, legale 
sigaretten,’ beklemtoonde hij.

Twee van de onderzoeken waarop Van Raaij zich baseerde, werden in opdracht van de 
industrie geschreven, weliswaar door andere onderzoekers: het ene door bureau Integis-
Forensisch accountants en onderzoeksspecialisten, het andere door journalisten Rens Broekhuis en Kees Rotteveel. Dat blijkt uit Van Raaijs begeleidende PowerPointpresentatie 
die nog altijd online staat op de website Illegalehandelenaccijns.nl.

De relatie tussen Van Raaij en de tabaksindustrie gaat al langer terug. In de Legacy Tobacco Documents Library van de University of California, een online bibliotheek waarin zich miljoenen middels gerechtelijke schikkingen met de industrie openbaar gemaakte interne documenten bevinden, zit een brief waarin staat dat hij in 1992 als adviseur voor en op kosten van fabrikant British American Tobacco een WHO-conferentie in Buenos Aires bezocht. Bovendien blijkt de professor, toen hij nog bij de Rotterdamse Erasmus Universiteit werkte, een bijdrage te hebben geleverd aan het door de industrie gefinancierde en gerealiseerde boek Plain Packaging and the Marketing of Cigarettes (1998). Voor zijn hoofdstuk ‘Plain Packs And The Onset Of Smoking’ ontving hij tienduizend dollar. In zijn profiel op de website van zijn universiteit ontbreekt deze publicatie.

Van Raaij, inmiddels met emeritaat, is ondanks herhaaldelijk proberen niet bereikbaar voor commentaar. Het Amphia Ziekenhuis waar hij toezichthouder is, wil niet inhoudelijk reageren. Een woordvoerder van Tilburg University: ‘Wij hebben geen beleid als het gaat om spreken op conferenties. Wij gaan ervan uit dat onze medewerkers hierin hun eigen integere afwegingen maken en dat zij zich houden aan alle regels die de KNAW heeft opgesteld.’

Dr. Jan Snel, psychofysioloog: 'Roken geeft plezier'
Dr. Jan Snel, psychofysioloog: ‘Roken geeft plezier’

Aanval op het goede leven
Proctor licht een andere strategie toe: claimen dat kritiek op de sigaret een aanval op het goede leven is. ‘Zolang ze beweren dat sigaretten horen bij seks, chocola en cognac hebben ze gewonnen. Het gaat om associaties. Als je bij sigaretten zou denken aan heroïne, syfilis of gif dan zou je er direct mee proberen te stoppen.’ Proctor dicht de wetenschap juist bij deze tactiek een sleutelpositie toe. Als voorbeeld noemt hij de frontorganisatie ARISE (Associates for 
Research in the Science of Enjoyment), een door de tabaksindustrie in 1988 opgericht wereldwijd netwerk van tientallen topprofessoren. Zij werden door de fabrikanten betaald om hun boodschap uit te dragen dat sigaretten plezier produceren, dat plezier gezondheid produceert en dat een sigaret daarom goed is voor je gezondheid. Dat deden zij op conferenties door heel Europa, verpakt in een breder kader van andere genotmiddelen als koffie, alcohol en chocolade.

Proctor: ‘De strategie was erop gericht om op deze manier wetenschappelijke autoriteit in te lijven: de industrie weet dat ze zelf geen geloofwaardigheid en respect genereert, maar door wetenschappers in de gelegenheid te stellen om deze voor hen gunstige ideeën uit te dragen, kunnen ze hun eigen positie versterken.’
De betrokkenheid van dr. Jan Snel bij deze front organisatie van de tabaksindustrie werd nog niet eerder belicht. Snel is psychofysioloog aan de Universiteit van Amsterdam en zijn naam komt regelmatig voor in de interne documenten van de industrie.

‘Ik was lid van het bestuur van ARISE, waarvan prof. dr. D. Warburton van de Universiteit van Reading de conveyer was,’ geeft Snel desgevraagd per e-mail toe. Hij vond het interessant om mee te doen omdat ‘het thema plezier en gezondheid mijn grote interesse heeft. Ik ben ervan overtuigd dat de positieve effecten van genotmiddelen op het mentaal en lichamelijk welbevinden grotendeels veroorzaakt worden door plezier.’

Professor Pieter Leeflang was commissaris bij Niemeyer
Professor Pieter Leeflang was commissaris bij Niemeyer

Snel droeg zijn opvattingen veelvuldig uit. Uit het artikel ‘Wetenschapper vindt roken en drinken zo slecht nog niet’ in de Volkskrant van 5 december 1995: ‘Dat koffiedrinkers een meer optimistische levensvisie hebben, blijkt uit het feit dat bij vier koppen koffie de kans op zelfmoord nihil is. En omdat zware koffiedrinkers vaak ook de zware rokers en alcoholconsumenten zijn, redeneert Snel, suggereren deze cijfers dat degenen die genotmiddelen gebruiken, positiever in het leven staan.’

De studies die Snel heeft gedaan zijn niet per se onzin, zegt Robert Proctor. ‘Maar het toont aan hoe effectief framing is. Het gaat nu niet meer over de fysieke gezondheid, over het aantal doden dat door roken wordt veroorzaakt en het wereldwijde lijden. Hij geeft de industrie de gelegenheid om te zeggen: “Ga maar door met roken, want je mentale gezondheid is ook belangrijk.”’

Smoking psychology
Terugkijkend weet Snel niet meer precies hoe het contact met ARISE tot stand is gekomen. Hij denkt dat de artikelen die hij over de positieve effecten van genotmiddelen schreef, ARISE ‘ongetwijfeld op de een of andere manier bereikt hebben en ik werd gevraagd om een voordracht te geven op het congres in Amsterdam in 1995’. Snel sprak er over ‘Stress en de reductie ervan door genotmiddelen’. ‘Ik werd daarna uitgenodigd lid van het bestuur te worden,’ zegt hij.

In die hoedanigheid was hij betrokken bij de voorbereiding en organisatie van internationale ARISE-conferenties in Rome (1997) en Kyoto (1999). ‘Met het bestuur bespraken we eerst het thema dat gekozen werd uit een aantal onderwerpen. Vervolgens werden uit de wetenschappelijke onderzoeken die over dat thema gingen de meest interessante en passende passages besproken. Van de betreffende wetenschappers werd er een aantal uitgekozen om een voordracht te komen geven.’

In de Legacy Tobacco Documents Library is terug te vinden dat 99 procent van het budget van de frontorganisatie werd betaald door de tabaksfabrikanten. De interne documenten laten ook zien dat spin in het web dr. D. Warburton 250.000 dollar van Philip Morris kreeg voor zijn werk aan ‘smoking psychology’ en dat er later, ook op persoonlijke titel, subsidies en vergoedingen volgden. ‘Daar heb ik geen kennis van gekregen,’ zegt Snel. ‘Het laatste congres in Kyoto was volgens mij gefinancierd door Japan 
Tobacco, maar ik had geen inzage in de geldstromen. De bronnen droogden op en in combinatie met het emeritaat van Warburton was dat het einde van ARISE. Ik had het stokje kunnen overnemen als ik dat gewild had, maar dat had betekend dat ik fondsen zou moeten werven, internationaal, en dat ging al voor het onderzoek dat ik zelf deed, ontzettend moeizaam.’

Snel duikt regelmatig op in de media als het gaat over plezier door het gebruik van genotmiddelen. Hij is betrokken bij de publicatie van een aantal onderzoeken over rookgedrag en nicotine. Snel: ‘We hebben indertijd getracht fondsen te krijgen van de Stichting Sigarettenindustrie, maar dat is niet gelukt.’ Op YouTube is een lezing te vinden die Snel gaf tijdens de eerste wereldconferentie van TICAP, The International Coalition Against Prohibition, in het Brusselse Hotel Silken Berlaymont op 27 en 28 januari 2009 met als thema ‘Damage to mental health by smoking bans’. De leden van TICAP, waaronder belangenverenigingen voor rokers, zijn tegen verboden in het algemeen. Snel zegt zich nu niet te herinneren of hij is betaald voor zijn bijdrage. Maar: ‘Ik heb zeker geen morele bezwaren bij de financiering door de industrie.’ Een woordvoerder van de UvA laat weten dat ze niemand kan bereiken voor een reactie.

Historicus Proctor zegt dat het aanstellen van wetenschappers als commissarissen bij tabaksfabrikanten eveneens onderdeel is van hun strategie. ‘Het gaat ook hier om het inlijven van autoriteit.’

In Nederland is Irene Asscher-Vonk, hoogleraar sociaal recht aan de Radboud Universiteit en moeder van vicepremier Lodewijk Asscher, sinds augustus 2007 commissaris bij Philip Morris. Gevraagd om een interview laat ze per e-mail weten dat ze er alleen over kwijt wil dat ‘het een legale industrie betreft die belangrijke werkgelegenheid vormt in Bergen op Zoom. Het toezicht houden op die onderneming, waarbij ik mij met name bezighoud met de arbeidsomstandigheden en medezeggenschap, is een activiteit waarmee aan de Nederlandse regels wat betreft governance en medezeggenschap wordt voldaan. Ik verleen daaraan graag mijn medewerking.’ 
KNAW-president professor Hans Clevers: ‘De vraag rijst, waarom doe je dit als wetenschapper? Op deze wijze helpt mevrouw Asscher om de status van Philip Morris te legitimeren.’

Tabaksreclameonderzoek
Professor Pieter Leeflang was tot 2011 commissaris bij het Groningse Niemeyer, een tabaksfabrikant die inmiddels onderdeel uitmaakt van British American Tobacco (BAT). Intussen is Leeflang emeritus hoogleraar marketing aan de Universiteit van Groningen. Samen met zijn collega Jan Christoffel Reuijl deed hij meerdere onderzoeken naar marketing in relatie tot tabak, waaraan veelvuldig wordt gerefereerd in de Amerikaanse bibliotheek met interne tabaksdocumenten. Reuijl, die ook afzonderlijk van Leeflang voorkomt in deze documenten, geeft telefonisch toe dat hij voor zijn onderzoeken soms subsidie van de tabaksindustrie kreeg. Had de industrie ook inhoudelijke inspraak? ‘Nee, het waren allemaal eigen ideeën. Ik was zelf ooit sigarenhandelaar, zo kwam ik erop.’

Voor zijn werk met professor Leeflang ontving hij niets, zegt hij. Hun laatste gezamenlijk onderzoek is getiteld Effects of Tobacco Advertising on Tobacco Consumption (1995). Hierin worden andere onderzoeken, die eerder aantoonden dat reclame invloed heeft op tabaksgebruik, onderuit gehaald.

Professor Pim Levelt bekijkt op verzoek van Vrij Nederland het onderzoek nauwkeurig. Hij komt tot de conclusie dat ‘Leeflang en Reuijl de hele methodologische timmerkist van hun vak uit de kast halen om zelfs maar het vermoeden dat rookadvertenties tot meer roken leiden, verdacht te maken. Ik sluit niet uit dat elk van die argumenten een zekere methodologische geldigheid heeft, maar eveneens is duidelijk dat de hypothese geen faire kans wordt geboden en dat de schadelijke gevolgen van roken geen rol spelen in de discussie.’

Douanehond Flash bij een vondst namaak merksigaretten
Douanehond Flash bij een vondst namaak merksigaretten

Vlak nadat de studie van Reuijl en Leeflang verscheen, werd die laatste commissaris bij tabaksfabrikant Niemeyer. Een interview hierover ziet professor Leeflang niet zitten: ‘Tabak ligt al enige tijd achter mij en ik wil daar nu niet meer mee geassocieerd worden, gegeven het feit dat ik totaal andere onderzoeksrichtingen ben ingeslagen.’ Per e-mail wil hij dan toch nog wel wat antwoorden geven. ‘Men zocht iemand met ervaring als commissaris, die bovendien in het noorden woonde en affiniteit had met het bedrijfsleven.’ Zijn eigen motivatie voor het commissariaat was ‘het open houden van de productielocatie in Groningen en de goede 
relaties met werknemers’. Hij is naar eigen 
zeggen in december 1994 voor het eerst door Niemeyer benaderd. Nadat hij zijn tabaksreclameonderzoek het jaar daarop had gepubliceerd, heeft hij het commissariaat aangenomen en vervolgens besloten ‘om niet meer over tabak en marketing te schrijven vanwege vermeende belangenverstrengeling’.

Sibrand Poppema, de huidige voorzitter van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), laat via een woordvoerder weten dat hij in het algemeen ‘geen voorstander van commissariaten in de tabaksindustrie’ is.

Als Leeflang in 2011 zijn commissariaat neerlegt, is hij al begonnen met het bekleden van de British American Tobacco Chair in Marketing aan de LUISS Università in Rome.

Professor Leeflang zegt dat het één echt niets met het ander te maken heeft. Hij had de bijzondere leerstoel aangenomen in overleg met de universiteit Groningen, toen hij met emeritaat ging. Een woordvoerder van de RuG bevestigt dat er overleg is geweest, maar zegt ook dat de universiteit ‘niet betrokken is geweest bij de aanstelling in Rome.’

De decaan van de LUISS università, Professor Giorgio di Giorgio, zegt per e-mail niet te hebben geweten van Leeflangs voormalige betrekking bij Niemeyer. Ze kozen hem vanwege zijn ‘strength of publications and the quantitative methods applied in research’.

Heeft de tabaksindustrie invloed gehad op zijn werk in Rome? Leeflang: ‘Slechts eenmaal heb ik contact gehad met enkele personeelsfunctionarissen over de opzet van mijn cursus.’ Maar wat dat contact precies heeft ingehouden wil hij niet zeggen. In mei van dit jaar legde Leeflang deze functie neer.

KNAW-president Hans Clevers noemt het een ‘sluwe strategie van de tabakslobby’. Het gaat niet om artsen of biomedische onderzoekers die, in opdracht van en betaald door de tabaksindustrie, wetenschappelijk onderzoek uitvoeren waaruit zou blijken dat roken geen longkanker of hart- en vaatziekten veroorzaakt. ‘Dan zouden alle integriteitsbellen gaan rinkelen,’ zegt hij. ‘Maar het zijn juist juristen, bedrijfskundigen en sociale wetenschappers die hand- en spandiensten verrichten voor de tabakslobby en ze adresseren de gezondheidsvraag hele-
maal niet. Het is legitiem wat ze doen, zolang zij zich aan de diverse onafhankelijkheidscodes houden die de afgelopen tien jaar rond onderzoek zijn opgesteld.

Maar het ontgaat het grote publiek natuurlijk dat het hier niet om artsen gaat maar om andere wetenschappers die zich blijkbaar zonder moreel bezwaar door de 
tabakslobby laten gebruiken.’

Kader: Philip Morris en de overheid

De contacten tussen medewerkers van Philip Morris en ambtenaren van het ministerie van Financiën zijn een direct gevolg van de Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement die de Europese Commissie en een aantal lidstaten, waaronder Nederland, in 2004 sloten met Philip Morris International (de overige lidstaten volgden later). Er speelden destijds diverse juridische geschillen tussen Philip Morris en de EU, die de sigarettenfabrikant ervan beschuldigde betrokken te zijn bij grootschalige smokkelpraktijken. Door deze zaak te schikken ontstond er een akkoord waarin toekomstgerichte afspraken werden vastgelegd voor een, volgens het destijds uitgebrachte persbericht, sterk gecoördineerd optreden van de betrokken partijen.

Om vast te stellen hoe vaak en hoeveel illegale en nep-merksigaretten ieder jaar worden onderschept (en hoe hoog de vergoeding is die Philip Morris voor het onderscheppen aan de lidstaten moet betalen) kwamen de partijen een onderzoeksmethode overeen, die door KPMG in het Star-rapport wordt gehanteerd.

De overeenkomst met Philip Morris diende daarna als blauwdruk voor vergelijkbare afspraken met andere grote tabaksfabrikanten: Japan Tobacco International volgde in 2007, British American Tobacco en Imperial Tobacco Cooperation in 2010.

De vier overeenkomsten, die allemaal een andere looptijd hebben, regelen ook dat de fabrikanten tot 2030, als de laatste overeenkomst afloopt, in totaal omgerekend 1,62 miljard euro meebetalen aan het antismokkelbeleid én dat ze gerechtigd zijn de besteding van dit bedrag mede in te vullen. De overeenkomst met Philip Morris loopt af in 2016. Partijen hebben afgesproken ‘elkaar niet later dan 9 juli 2014 te ontmoeten om te proberen in goed vertrouwen een nieuwe overeenkomst te sluiten’.

Al met al praten de fabrikanten op hoog niveau mee en adverteren zij op hun afzonderlijke websites deze samenwerking als schoolvoorbeeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Dit artikel kwam mede tot stand dankzij een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en Stichting Democratie en Media.