Jeroen Vullings bespreekt het boek van de week.

illustratie Siegfried Woldhek

Witte en zwarte zwanen zijn nog versletener. Maar daarna is het aquarium zo ongeveer wel de literaire toop der topen. Het vergt bij aanwending van de metaforiek die een aquarium zo gretig aanbiedt, een meesterhand om te voorkomen dat er kitsch binnensluipt. Want ja, dat autonome vissenuniversum achter glas lokt vanzelf een vergelijking uit met de mensenwereld. Maar áls het lukt, als die meesterhand de gebaande wegen de zijne maakt, krijg je iets moois op papier. In J.A. dèr Mouws sonnet ‘Aquarium’ zijn de eerste twee kwatrijnen nog gewijd aan wat de dichtende ik-persoon door het glas waarneemt. Na die buitenwereld neemt het sonnet een op de binnenwereld afkoersende wending: zoals de organen van de vis in hem ‘branden’, zo huist het vers in de dichter. En zoals het aquarium deel uitmaakt van de oceaan, zo is de dichter ‘deel van God’. Driemaal raden welke status de dichtkunst dan heeft....