Interview Marc van Roosmalen
In 2000 werd bioloog Marc van Roosmalen uitgeroepen tot een van de ‘helden van de planeet’. Maar sinds hij in Brazilië beschuldigd werd van biopiraterij is alles ingestort. ‘Het is Kafka. Zeven jaar lang, puur KOp een gure avond in februari zit Marc van Roosmalen (61) achter een biertje in een Amsterdams café met kleedjes op de tafels. De beroemde bioloog is bleek, zijn roodgeverfde haar zit verwaaid. Het is een schril contrast met het beeld van de natuurvorser zoals dat de afgelopen jaren overwaaide uit het Braziliaanse Amazonewoud. Talloze kranten, tijdschriften en documentaires toonden een gebruinde, zelfverzekerde man, vaak met ontbloot bovenlijf, meestal in de weer met apen, krokodillen en andere exotische dieren. Maar hier, even terug in zijn geboorteland, oogt hij ontheemd, als een man die alle houvast kwijt is.
En daar heeft hij ook reden toe. Nog maar negen jaar geleden werd hij door Time Magazine uitgeroepen tot een van de ‘helden van de planeet’, zijn leven leek een jaloersmakend jongensboek. Maar sinds hij in 2002 in Brazilië beschuldigd werd van biopiraterij is alles wat hij had opgebouwd langzaam ineengestort. Hij verloor zijn baan, de stichting die hij had opgericht, en het opvangcentrum voor apen dat hij bestierde in zijn tuin in de Amazonestad Manaus. Zijn levenswerk, het wetenschappelijk erkend krijgen van een aantal door hem ontdekte nieuwe diersoorten, zal hij naar alle waarschijnlijkheid niet kunnen voltooien. Voormalige collega’s keerden zich van hem af, en hij raakte gebrouilleerd met zijn gezin. In de zomer van 2007 zat Van Roosmalen twee maanden onder barre omstandigheden in de gevangenis, nadat hij aanvankelijk tot veertien jaar celstraf was veroordeeld. Hoewel de bioloog inmiddels vrijwel volledig is vrijgesproken, is zijn ‘ordeal’ nog niet ten einde. ‘Want nu,’ zucht hij, ‘dreig ik ook nog de facto stateloos te worden.’
Van Roosmalen, die in 1997 de Braziliaanse nationaliteit aannam, moest bij gevangenneming zijn Braziliaanse paspoort inleveren. Omdat er mogelijk nog een staartje aan zijn proces zit, mag hij nog altijd het land niet uit. Zijn verzoek om een eenmalig uitreisvisum vanwege het verschijnen van zijn boek Blootsvoets door de Amazone werd in september vorig jaar afgewezen.
Maar in Manaus, beweert Van Roosmalen, is hij zijn leven niet zeker. Tot twee keer toe, zegt hij, werd hij thuis bezocht door huurmoordenaars. Een tijdlang trok hij van het ene naar het andere onderduikadres. ‘Vroeg of laat,’ zegt Van Roosmalen, ‘loop ik daar tegen een kogel aan.’ Daarom vluchtte hij samen met zijn Braziliaanse vriendin Vivian door de jungle naar Venezuela om daar met zijn Nederlandse paspoort een vlucht naar Madrid te nemen. Rechtstreeks naar Schiphol was te link, omdat de Nederlandse regering op het standpunt staat dat hij zijn Nederlandse staatsburgerschap is kwijtgeraakt en hij mogelijk op een signaleerlijst van de marechaussee staat. Zijn Nederlandse paspoort moet hij eigenlijk inleveren. Maar dan kan hij nergens meer heen. Nu bivakkeert hij tijdelijk op een geleende etage in Amsterdam-West. ‘Het is Kafka,’ zegt hij. ‘Zeven jaar lang, puur Kafka.’
Martelgang
Wie een poging doet iets van die zeven jaar durende martelgang te begrijpen, stuit op ingewikkelde verhalen van een beminnelijke, maar ook uiterst emotionele man. Hij springt van de hak op de tak en uit wilde beschuldigingen – om zich vervolgens af te vragen of hij dat eigenlijk wel kan zeggen. Soms roept hij strijdbaar dat niemand hem de mond snoert als het gaat om het behoud van zijn geliefde regenwoud. Dan weer zegt hij: ‘Ach, fuck them. Vivian heeft gelijk: het is het niet waard om voor te sterven, want het gaat toch wel naar de knoppen. Fuck them!’
Een paar dingen zijn wel duidelijk. Niemand denkt dat Van Roosmalen een ordinaire crimineel is die uit was op financieel gewin. En niemand betwist dat hij een briljant natuurvorser is, vrijwel onaantastbaar op zijn gebied, en gedreven als geen ander. ‘Ik ben altijd gedetermineerd geweest,’ zegt hij zelf. ‘Mijn levenslijn loopt heel direct. Ik wist precies wat ik wilde, en kreeg het daarom ook altijd voor elkaar.’
Die rechte lijn begon in zijn vroege jeugd, met het observeren van amfibieën en reptielen in een terrarium, en kreeg een richting toen hij in zijn studententijd een Zuid-Amerikaans aapje hield op zijn Utrechtse woonboot. Die waren heel even vrij verkrijgbaar, voordat de handel erin verboden werden. ‘Dat was mijn jongensdroom. Hij liep los op de boot – met alle gevolgen van dien. En ik nam hem overal mee naar toe.’ De biologiestudent wilde alles weten van het beestje. Waar kwam hij vandaan? Wie waren zijn vader en moeder, en hoe leefden ze in het oerwoud? Toen hij ontdekte dat er maar bar weinig literatuur over Zuid-Amerikaanse apen bestond, wist hij welke kant zijn carrière op zou gaan: naar het Amazonegebied.
Eigengereid was Van Roosmalen al tijdens zijn studie. Primatologen in Nederland waren voornamelijk gericht op gedragstudies. Maar het bestuderen van apen in kooien was onzinnig, meende de jonge student. ‘Het gaat om het dier in zijn natuurlijke milieu, in de omgeving waarin het in de loop van miljoenen jaren geëvolueerd is. Dat doet je begrijpen waarom dat dier dat dier is.’ Hij stak zijn kritiek niet onder stoelen of banken en joeg zijn leermeesters tegen zich in het harnas, terwijl hij eigenlijk hun hulp nodig had om een beurs toegewezen te krijgen.
Toch kwam hij na zijn afstuderen, midden jaren zeventig, in het oerwoud terecht. Hij zou er ruim dertig jaar niet meer uit vertrekken. In Suriname stelde hij zijn ‘bijbeltje’ samen, het ‘Surinaams vruchtenboek’, dat zeer behulpzaam bleek bij zijn verdere onderzoek, aangezien apen voornamelijk van vruchten leven. Hij was gefascineerd door evolutie, en met name door de ‘rivierbarrièrehypothese’ van Alfred Russel Wallace. Kort gezegd: omdat het Amazonegebied doorkruist wordt door brede rivieren waar niet-zwemmende en niet-vliegende dieren niet overheen kunnen, zou er ‘genetische isolatie’ hebben plaatsgevonden. Daardoor zouden er allerlei plant- en diersoorten zijn geëvolueerd die uniek waren voor dat specifieke gebied.
Jarenlang liep hij, blootsvoets en meestal in zijn eentje, in het bos achter de apen aan. Dat het er ondraaglijk heet, vermoeiend en niet ongevaarlijk is, deerde hem niet. In de loop der tijd had Van Roosmalen een nare aanvaring met een parasiet, verschillende aanvallen van malaria, en een bijna fatale ontmoeting met ‘een spinnetje’. ‘Maar,’ zegt hij verlekkerd, ‘voor mij is het oerwoud altijd een paradijs geweest. Mijn zintuigen staan er voortdurend op scherp. Het is alsof je teruggeworpen wordt naar je kindertijd, waarin alles nog verbazingwekkend is.’
Navelzwijnen
Zijn werk en toewijding trokken de aandacht. Na een omvangrijk project in de Guyana’s werd Van Roosmalen in 1987 aangesteld als senior scientist bij het Braziliaanse onderzoeksinstituut INPA, een overheidsorgaan. Sindsdien woont hij in Manaus. Zo’n zestig procent van zijn tijd, schat hij, bracht hij door in het oerwoud. Slapend in hangmatten of in indianendorpen, voedsel vergarend in het wild. Want van die apen kun je ook leren wat wél en niet eetbaar is.
Van Roosmalens carrière raakte in een stroomversnelling toen er in 1996 een indiaan voor zijn deur stond met een piepklein dwergzijdeaapje in een melkpoederblik. Aanvankelijk reageerde hij licht vermoeid, omdat het in zijn tuin al een geslinger van jewelste was – samen met zijn vrouw Betty verzorgde hij er zo’n vijftig verweesde aapjes. Maar toen hij in het blik keek, zag hij dat zijn droom was uitgekomen: dit was een nieuwe soort aap, een totaal nieuw genus. De laatste keer dat een wetenschapper zoiets had ontdekt, was eind negentiende eeuw.
En daar bleef het niet bij. Tijdens de negen maanden durende zoektocht naar de herkomst van het aapje ontdekte Van Roosmalen nog zeven andere nieuwe soorten. Later volgden nog veel meer ontdekkingen. ‘Het sterkte me in het idee dat ik al had: dat we he-le-maal niets weten van het regenwoud. Dat het echt terra incognita is. En dat het daarom zo ontzettend belangrijk is dat het beschermd wordt.’
Het dwergzijdeaapje, dat hij uiteindelijk ook in het wild vond, was wereldnieuws. Van Roosmalen was op slag beroemd en liet zich de lof graag aanleunen. ‘Gezien worden als een Darwin of Wallace van de eenentwintigste eeuw, dat is erg leuk.’
Maar hij werd ook overvallen door een gevoel van haast. ‘Ik dacht: wat kan ik tijdens mijn leven nog in kaart brengen? Klaar ben je nooit, maar de meest bijzondere dieren wil je aan de wereld tonen. Een tweede zeekoe, een dwergtapir, drie nieuwe navelzwijnen…’ Enthousiast: ‘Die hebben een klier op hun rug die erg naar Knor-bouillon stinkt. Fantastische beesten.’
Voor het onderzoek had hij geld nodig. Daarom richtte hij in 1999 een ngo op met de passende naam AAP (Amazon Association for the Preservation of High Biodiversity Areas). Zijn vrouw was penningmeester, zijn zoon Vasco secretaris. Doel van de stichting was het opkopen van bijzondere stukken land in het regenwoud en ze, met behulp van een milieuwet, tot ‘eeuwig beschermd’ natuurreservaat te laten bestempelen. Een deel van de financiering daarvan regelde Van Roosmalen door het verkopen van de namen van de door hem ontdekte diersoorten. ‘Het was een beetje een onemanshow,’ zegt hij. ‘Om geld te krijgen, gooide ik mijn bekendheid in de strijd. Dat werkte perfect.’ Een van de donateurs was prins Bernhard, naar wie de bioloog al eerder een aapje had vernoemd.
Allemaal dood
Het waren zijn hoogtijdagen, maar in Brazilië was niet iedereen ingenomen met de praktijken van Van Roosmalen. De wetenschapper stond nu met één been op het terrein van de natuurbescherming. En een buitenlander die Braziliaans territorium opkoopt kan sowieso rekenen op een flinke dosis paranoia. ‘Ze roepen meteen dat de boel geannexeerd wordt door vreemde machten. Ik wist dat. Daarom had ik me ook tot Braziliaan laten naturaliseren. Maar misschien heb ik de gevoeligheden onderschat.’
In 2002 werd de onderzoeksboot van Van Roosmalen opgewacht door een groep mannen van Ibama – het Braziliaanse Staatbosbeheer. Aan boord troffen ze een aantal babyapen aan, waarvoor hij geen vergunning kon overleggen. Hij werd beboet, en twee dagen later werd de zaak breed uitgemeten in de nationale pers. Daarbij viel de beschuldiging van biopiraterij.
Die term weet de gemoederen bijzonder te verhitten in het Amazonegebied. Eind negentiende eeuw was Manaus een welvarende stad vanwege de rubberboom. Nadat de Brit Henry Wickham rubberzaadjes het land uitsmokkelde, stortte de lokale economie al snel in elkaar. Tegenwoordig leeft er de angst dat in het buitenland lucratieve patenten worden verkregen met Braziliaanse natuurproducten en bodemschatten. Daar zijn voorbeelden van, maar er is ook een hoop paranoia. Volgens Van Roosmalen is het brandmerk ‘biopiraat’ een uitgelezen middel om een heksenjacht te ontketenen. ‘Het leidt de aandacht af van wat er werkelijk aan de hand is in de Amazone. Als zelfs een buitenlander die door de overheid betaald wordt in het complot zit, dan moet het probleem wel heel groot zijn.’
Begin 2003 moest de bioloog verschijnen voor een parlementaire onderzoekscommissie naar biopiraterij, waarbij hij tot zijn verbazing hard werd ondervraagd. ‘Waarom publiceerde ik in het Engels, en niet in het Portugees? Hoe kon ik mijn zoons naar dure scholen in Amerika sturen? Waarom had ik drie auto’s voor de deur staan? Bewijzen waren er niet, maar dat geld moest ik wel verdiend hebben met de verkoop van apen en planten aan het buitenland.’ Hij werd ontslagen door INPA, en bij een inval in zijn huis werd een groot deel van zijn collectie in beslag genomen. Ook de drieëntwintig apen in zijn tuin. ‘Die zijn weggevoerd naar het kantoor van Ibama,’ zegt hij treurig. ‘Binnen drie maanden waren ze allemaal dood.’
Volgens zijn advocaat Gáu Lyra had Van Roosmalen niet meteen door hoe serieus de kwestie was. ‘Hij is naïef geweest. Veel te laat nam hij een advocaat in de arm, en dat bleek een hele slechte te zijn. Die werd nota bene betaald door een politica die in de commissie zat – zijn aartsvijandin, bleek later. Marc hield vol dat hij vloeiend Portugees sprak en alles uit kon leggen aan de commissie. Maar dat is niet zo. Soms zegt hij iets anders dan hij bedoelt. En hij is ook nogal chaotisch met zijn administratie.’
Altruïstische liefde
Intussen was er ook oproer in zijn persoonlijke leven. Van Roosmalen had zijn vrouw Betty verlaten voor de dertig jaar jongere Vivian. Een onvermijdelijkheid, zegt hij. ‘Mijn vrouw en ik hadden al tien jaar geen echte relatie meer. En ik ontdekte voor het eerst in mijn leven de ware, eeuwige, wederzijdse, altruïstische liefde.’ Hoe dan ook; Betty was not amused. Eerst zette ze haar echtgenoot uit het huis in Manaus. Daarna slaagde ze erin, samen met zoon Vasco, om hem af te zetten als president van de stichting AAP. Volgens de bioloog met gebruikmaking van een vervalste ontslagbrief. Al het gedoneerde geld werd van de AAP-rekening gehaald. De fourwheeldrives van de stichting werden verkocht, evenals zijn geliefde onderzoeksboot Callibella. Waar het geld is gebleven, is onduidelijk.
Van Roosmalen ziet zijn zoon Vasco, die werkzaam is voor een Amerikaanse ngo in Brazilië, als de kwade genius achter de actie. ‘Het was een meestercoup tegen zijn vader, om carte blanche te krijgen in de reservaten die ik op naam van de AAP had ingesteld.’
Volgens Gáu Lyra is het simpeler: ‘Die vrouw voelde zich ingeruild, en was tot op het bot gekwetst. Vasco koos partij voor zijn moeder, en ze hebben gedacht: nu gaan we hem kaalplukken.’
Vasco van Roosmalen laat per e-mail weten: ‘Ik hou van mijn vader. Het is erg jammer dat de verschrikkelijke ervaringen die hij heeft moeten doorstaan hem er van overtuigd hebben dat vele vrienden, collega’s en zelfs zijn eigen familie hem niet het beste wensen.’
Hoe het ook zij: de ‘held van de planeet’ had, behalve de liefde, niks meer. ‘Als wetenschapper was ik volkomen kaltgestellt. Ik had geen baan, geen gezin, en geen rooie cent meer om van te leven.’
Ondertussen bleef de aanklacht tegen hem sluimeren, tot hij ruim vier jaar later, in juni 2007, onverwacht gearresteerd werd en in een van de beruchtste gevangenissen van Brazilië werd gegooid. Zonder dat hij het wist, was hij tot ruim veertien jaar cel veroordeeld. ‘Een doodvonnis,’ noemt hij het zelf. Hoewel Van Roosmalen alom als ‘biopiraat’ werd afgeschilderd, kreeg hij de straf in werkelijkheid wegens ‘misdaden tegen de natuur’. Zoals daar zijn: het zonder vergunning houden van apen in de tuin. Een deel van die apen was door Ibama zelf afgeleverd bij zijn huis, nadat ze in beslag waren genomen van illegale handelaren. Van Roosmalen was officieel ‘curator’ van de beestjes, maar de bewijsstukken was hij kwijtgeraakt – volgens hem omdat zijn vrouw ze had weggegooid.
Het was een absurd zwaar vonnis, en de zaak rammelde aan alle kanten. In de wetenschappelijke wereld was er niemand die serieus dacht dat Van Roosmalen zichzelf verrijkt had met de verkoop van inheemse dieren en planten. De vraag was dus: wie had er zo’n hekel aan de bioloog dat hij of zij hem monddood wilde maken? En waarom?
Niet erg diplomatiek
Uit de talloze artikelen die over Van Roosmalen verschenen, stijgt het beeld op van een man die op zijn zachtst gezegd niet erg diplomatiek is. Sommige collega’s noemden hem arrogant, en suggereerden dat de roem hem naar het hoofd gestegen was. Anderen wezen op de keerzijde van zijn gedrevenheid: hij zou zich weinig aantrekken van regels en wetten. En advocaat Gáu Lyra zegt: ‘Marc verstaat de kunst om met iedereen ruzie te krijgen.’
Zelf is hij zich niet van veel kwaad bewust. ‘Ik ben geen tacticus, dat klopt. Anders had ik ook nooit bereikt wat ik nu bereikt heb. Eigenlijk ben ik altijd een kind van de provotijd gebleven. Een pacifist met humanistische en anarchistische trekjes. Ik treed mijn medemens altijd tegemoet met het idee dat er geen kwaad in hem of haar steekt.’ Hij zucht: ‘Ik wil helemaal niet bedreigend zijn voor wie dan ook. Ik ben gewoon bezeten van evolutie, en ik ambieer niks meer dan de kans om te doorvorsen hoe de geschiedenis van het leven op aarde in elkaar zit.’
Volgens Gáu Lyra had Van Roosmalen tijdens zijn tochten door het woud simpelweg te veel dingen gezien die het daglicht niet konden verdragen. ‘En Marc heeft nogal een grote mond. Hij bazuint overal rond wat hij weet.’ Nu hij zo in the picture stond, bereikte die grote mond veel meer mensen dan voorheen.
Het Amazonewoud beslaat een enorm gebied dat vrijwel oncontroleerbaar is, en er spelen grote belangen, onder andere van houtkappers, sojaboeren en goudzoekers. Overheidsinstanties als de Funai (indianenzaken) en Ibama (staatbosbeheer) zijn talloze malen wegens corruptie in opspraak geweest. Aangezien het regenwoud een cruciale factor is in de mogelijke oplossing van het klimaatprobleem, doet de Braziliaanse regering haar best om aan de buitenwereld duidelijk te maken dat het met de strijd tegen ontbossing de goede kant opgaat.
En dat, zegt Van Roosmalen, is ‘de grote leugen’. ‘Deze regering is de wereld aan het belazeren met die zogenaamde duurzame ontwikkeling van het regenwoud. Het wordt alleen maar versneld gekapt en afgebrand. Maar Lula en zijn linkse rakkers zijn slim. Ze weten dat het verwoesten van het oerbos niet uit te leggen is in een tijd als deze, en dus ontketenen ze een heksenjacht tegen mensen als ik, die op basis van wetenschap en als ooggetuige kritiek leveren.’
In zijn aanklacht tegen ‘de grote leugen’ wijst Van Roosmalen ook met een beschuldigende vinger naar de grote, voornamelijk Amerikaanse milieu- en natuurorganisaties. ‘Dat zijn mijn echte vijanden geworden,’ zegt hij. ‘Ze weten hoe corrupt het er aan toe gaat, maar ze kijken bewust de andere kant uit. Dus zijn ze medeplichtig, omdat ze met hun onaantastbare imago de wereld misleiden. Zolang alleen een enkeling als ik roept dat het misgaat in de Amazone, zullen de mensen denken: ach, het valt wel mee.’
Levensgevaarlijk
Als Van Roosmalen vertelt over zijn gevangenneming wordt zijn relaas pas echt verwarrend en beginnen de strafzaak en zijn persoonlijke problematiek door elkaar te lopen. Het was er hels, zoveel is zeker. ‘Ik zat in één ruimte met een stelletje perverselingen en moordenaars. Met mijn intellect probeerde ik me staande te houden – een wetenschapper zien ze daar niet vaak. Maar ze rookten allemaal crack, naar later bleek nota bene op mijn rekening, en daarna werden ze soms levensgevaarlijk. Ik kon eigenlijk nooit veilig slapen.’
Hij kreeg bezoek van zijn broer, die hem financiële hulp aanbood, mits hij van advocaten zou veranderen. Dat maakte hem achterdochtig, want het alternatief was door zijn zoon Vasco aangebracht, met wie hij nog altijd in onmin leefde. ‘Mijn broer wilde dat ik dezelfde advocaten in de arm zou nemen die Vasco hadden geholpen om mijn stichting af te pakken,’ zegt hij bitter. ‘Als ik had toegezegd, had ik daar nu nog liggen creperen.’ Terwijl hij geboeid was, vochten ze door een getralied hek een felle ruzie uit. Uiteindelijk stuurde hij zijn broer weg.
Om vergelijkbare redenen weigerde hij de hulp van het Nederlandse Wereldnatuurfonds, dat door donateurs bestookt was met vragen over het lot van de bioloog. Ook met de in Nederland inderhaast opgerichte stichting Red Marc van Roosmalen liep het uiteindelijk uit op ruzie. ‘Ach,’ zegt hij, plotseling wanhopig. ‘Het is ook allemaal zo moeilijk uit te leggen. Niemand gelooft me.’
Intussen had hij geen cent. In de gevangenis bleef hij op de been door het voedsel dat zijn vriendin wist binnen te smokkelen, zijn advocaten kon hij niet volledig betalen. Langzaam wegkwijnend, hoopte hij op hulp van de Nederlandse overheid. Maar van de Nederlandse consul in Manaus, een Bulgaar, kreeg Van Roosmalen te horen dat er in Nederland Kamervragen waren gesteld over zijn lot, waarop minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen had verklaard dat de bioloog geen Nederlander meer was. En de Nederlandse overheid kon zich niet mengen in buitenlandse aangelegenheden. ‘Als je dat hoort, in zo’n situatie, dan wil je wel dood,’ zegt Van Roosmalen. En dan, boos: ‘Niemand had me ooit gewaarschuwd dat je je staatsburgerschap kwijtraakt als je vrijwillig een andere aanneemt. Bovendien: mijn Nederlandse paspoort is na 1997 nog driemaal met het fiat van de Nederlandse ambassade in Brasilia verlengd.’
Aanslagen
Na een kleine twee maanden in de cel kwam Van Roosmalen ‘wonder boven wonder’ vrij. Zijn vriendin speelde daarbij volgens hem een ‘heldenrol’. ‘Haar arme familie sprokkelde in het begin al het geld voor mijn advocaten bijeen. Het was Romeo en Julia, maar dan met een goede afloop. Voorlopig.’ Hij mocht in vrijheid de uitkomst van het hoger beroep afwachten, zolang hij het land maar niet verliet. ‘Ze wisten niet dat ik ook nog een Nederlands paspoort had, waarmee ik zou kunnen vluchten.’
Aanvankelijk was hij ook niet van plan om weg te gaan. Als hij op alle punten vrijgesproken zou worden, zou zijn voormalige werkgever hem immers moeten rehabiliteren. En dan had hij zijn werk, onder overheidsparaplu, kunnen hervatten. Maar nog geen twee dagen nadat hij vrij was, werd zijn huis bezocht door duistere types die wilden weten waar hij uithing. Niet veel later stopte er voor de tweede keer een auto voor zijn deur met onguur bezoek. Daarvan zijn opnamen gemaakt met de beveiligingscamera’s die hij op de muur rond zijn huis had laten plaatsen. Volgens Van Roosmalen en zijn advocaat is daarop te zien dat de mannen revolvers in hun hand hebben. (De redactie van Nova, die de opnamen gezien heeft, kan dat niet bevestigen.) In zijn werkkamer wachtte hij angstig af tot de mannen uiteindelijk vertrokken. Daarna besloten hij en Vivian een veilig heenkomen te zoeken. ‘Het is in het huidige Brazilië de makkelijkste zaak van de wereld om je vijanden uit te schakelen zonder dat het spoor ooit in jouw richting leidt,’ zegt Van Roosmalen.
Zelf is hij er inmiddels van overtuigd dat de aanslagen op zijn leven afkomstig zijn uit de hoek van grote milieuorganisaties. Waarom? ‘Omdat ik, als ik werkelijk mijn mond opendoe, hun bronnen van inkomsten zou kunnen dwarsbomen.’ Hij heeft het allemaal opgeschreven, zegt hij, en in een kluis gelegd. Zijn advocaat denkt dat Van Roosmalen te lastig werd voor bepaalde houtkappers en sojaboeren – die weer connecties hebben met de politiek.
Te veel boosheid
Eenmaal in Nederland is de voornaamste vraag: wat nu? ‘We gaan zeker niet terug,’ zegt Van Roosmalen aan het eind van het gesprek. ‘Ik heb er een geweldig huis, ik ben dol op Vivians familie, en ik mis het oerwoud verschrikkelijk. Maar het is veel te gevaarlijk. Ik moet op de een of andere manier buiten Brazilië een living zien te maken.’ Het liefst, peinst hij hardop, zou hij voor een of andere natuurorganisatie werken, als ambassadeur van het regenwoud. ‘Dan zou ik als eenling toch een positieve impact kunnen hebben op het lot van de mensheid.’
Twee weken later blijkt dat Van Roosmalen en Vivian toch zijn teruggekeerd naar Brazilië, nadat bemiddelingspogingen over zijn staatsburgerschap op niets zijn uitgelopen. In Brazilië heeft het Openbaar Ministerie inmiddels opnieuw beroep aangetekend bij het Hoger Gerechtshof. Volgens Van Roosmalen proberen ze de zaak zo lang mogelijk te rekken, om te voorkomen dat hij gerehabiliteerd zou worden. Lyra: ‘Bent u bekend met de term mañana? Dat kan nog wel tien jaar duren.’
Ondertussen, zegt zijn advocaat, loopt Van Roosmalen nog altijd gevaar. ‘Misschien dat het een beetje is afgekoeld, want hij is lang ondergedoken geweest. Maar ik heb er wel langdurige gesprekken met Marc over gevoerd. Ik zei: probeer een beetje te schipperen, zoek desnoods andere woordvoerders. Je creëert te veel boosheid om je heen. Als je daar in Manaus tegen iedereen blijft schreeuwen, dan gaat het een keer mis.’ Dan refereert hij aan Chico Mendes, de beroemde rubbertapper en voorvechter van het regenwoud. ‘Marc moet niet de pretentie hebben dat hij in zijn eentje het regenwoud kan redden. Dat had Chico Mendes ook. En die is afgemaakt.’afka.’
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.