Interview

1. Niet lullen, maar poetsen

‘Ik kom uit een slagersfamilie uit Harderwijk. Een klein slagertje dat sinds 1816 keihard werkt om het hoofd boven water te houden. Zuinigheid en vlijt stonden thuis centraal. Mijn vader hield mij en mijn zeven broers en zussen kort. Als je niet meewerkte, kon je zo een paar knallen voor je harses krijgen, dat had hij als marinier in Indonesië geleerd. We waren een behoorlijk losgeslagen zooitje, behalve thuis, daar hielpen we mee. In het slachthuis krabden we op een omgekeerde emmer darmen leeg, en we fietsten manden vol vlees naar boerderijen en hotels, ook in de winter, soms wel dertig kilometer. Hard werken hoort erbij, en ik doe het graag, zes dagen per week. Als ik niet tatoeëer en schilder, dan maak ik een drumstel voor de Red Hot Chili Peppers of breng ik een eigen wodkamerk in de markt. Op een plank liggen nog een heleboel half affe plannetjes te rijpen. Labbekakkerigheid is mij vreemd.’

2. Blijf een jonge hond, ook al heb je...