Zo begon het: op zomaar een doordeweekse dag in 2015, tegen het middaguur, voelt het alsof iemand met een hamer op m’n hoofd slaat. De gesprekken om me heen kan ik niet meer volgen. De letters op mijn computerscherm duizelen voor m’n ogen en ik kan me met geen mogelijkheid voorstellen hier nog meer dan een uur door te brengen, laat staan acht. Ik krijg een overweldigende neiging me als een zak meel op de grond te laten vallen en een maand achter elkaar te slapen. Na een paar dagen ziek thuis heb ik welgeteld drie uur kunnen werken. Ik dacht dat wat goede nachtrust me wel weer op de been zou krijgen, maar het blijkt het begin van een paar jaar burn-out-ellende.

Ik ben niet de enige. Sterker nog: we leven in een burn-out-epidemie. Het CBS schat dat in Nederland ongeveer een miljoen mensen klachten van overspannenheid hebben: één op de zeven werkenden. Een werknemer met een burn-out blijft gemiddeld 242 dagen thuis. Flink langer dan het jaarlijkse griepje dus, en dan moet de reïntegratie nog beginnen. De kosten voor de maatschappij lopen in de miljarden. Schokkende cijfers die vele levens treffen – en toch rennen we maar door.

Je lichaam is een coherent functionerend hompje cellen dat er wonderwel in slaagt je te laten leven. Maar die cellen hebben aandacht nodig, en rust.

En, wat me opvalt nu ik als neurobioloog workshops geef over burn-outs: ze slaan op steeds jongere leeftijd toe. Vroeger was het iets van veertigers, toen van rond-de-dertig’ers, en nu is het ook bij studenten al een veelvoorkomend verschijnsel. Als deze trend doorzet zijn kinderen al overspannen voor ze goed en wel aan de middelbare school begonnen zijn. Toegenomen werkdruk, altijd ‘aan’ staan door technologische ontwikkelingen, sociale media die je de perfecte levens van anderen voorhouden als norm, onzekerheid op de banenmarkt – het draagt allemaal bij aan een groeiende groep mensen die stelselmatig over hun grenzen gaan. Wat gebeurt er in die hoofden?

Terwijl ik vrienden die overwerkt raakten streng toesprak, bleef ik mijn eigen excessen rationaliseren en goedpraten. De drukte zou vast snel ophouden, en ik hield het echt nog wel even vol. Die pittige baan waarvoor ik veel moest reizen, werkdagen van 8 uur ’s ochtends tot 1 uur ’s nachts, trainen voor een triatlon, mijn weekends helemaal volstouwen met sociale afspraken uit angst voor een saai en door werk overheerst leven – ik vond dat het allemaal moest kunnen. Achteraf is het gezien deze grenzeloze veeleisendheid allesbehalve vreemd dat ik m’n hersens tot moes heb geslagen. Je lichaam is een coherent functionerend hompje cellen dat er wonderwel in slaagt je te laten leven. Maar die cellen hebben aandacht nodig, en rust.

Om grip te krijgen op wat er in mijn hersens gebeurde, en te onderbouwen dat ik me niet aanstelde, ging ik op zoek naar de wetenschappelijke verklaring van mijn haperende hoofd. Hoewel het woud der burn-outs nog in redelijk wat wetenschappelijke nevelen gehuld is, is over stress veel bekend.

Het nut en gevaar van stress

Stress is een reactie van je lichaam op een verandering in de binnen- of buitenwereld: dat kan een verandering zo klein als een andere temperatuur zijn, of zo heftig als een leeuw die op je afkomt. Stress is gezond en noodzakelijk, en je gaat dood als je niet tot stressen in staat bent. Maar niet alle stress is even nuttig. Het ontstaat ook door een discrepantie tussen wat je wil en wat je kan.

Als een Duracell-konijntje aan de drugs stuiterde ik door de gangen. Op een maandagochtend.

Stress wordt gereguleerd door verschillende hormonen: adrenaline en cortisol. Adrenaline ken je wel: je hebt een bijna-botsing of zit bij de tandarts. Bonzend hart, klamme handjes – dat gevoel. Adrenaline wordt snel aangemaakt en afgebroken; het is het hormoon van de fight or flight reaction en stelt je in staat zo snel mogelijk te reageren door je sympathische zenuwstelsel te activeren. Als je op een adrenaline-high zit, voel je je bovendien lichtelijk euforisch. Dat was mijn staat vlak voor ik instortte; als een Duracell-konijntje aan de drugs stuiterde ik door de gangen. Op een maandagochtend.

Wat je minder goed doorhebt, is dat je tegelijkertijd cortisol aanmaakt. Cortisol zorgt dat er energie wordt vrijgemaakt, benodigd voor je door adrenaline verhoogde activiteiten. Ook onderdrukt het je immuunsysteem. Op korte termijn is dat heel nuttig, je gaat in tijden van nood immers niet op je dooie gemak bacillen bestrijden.

Maar op lange termijn wordt het schadelijk. Bij chronische stress blijft je cortisolniveau stijgen en normaliseert het niet meer. Dat is de reden dat je vaak ziek wordt als je op vakantie gaat na een stressvolle periode: je cortisolniveau daalt eindelijk en je immuunsysteem kan haar werk weer doen door de verzamelde ziekteverwekkers aan te pakken.

Ook op je hersens heeft een langdurig verhoogd cortisolniveau een kwalijk effect. Het tast je hersencellen aan en zorgt dat ze krimpen, of juist groeien. En uiteindelijk word je daar dom, libidoloos, ongelukkig, vergeetachtig en ziek van. Zie daar de opgebrande hersenpan.

Laten we met het minst vanzelfsprekende beginnen: dat libido. Testosteron, wat nodig is voor je libido, wordt uit dezelfde stof gemaakt als cortisol. Dus als je maar genoeg cortisol aanmaakt, blijft er te weinig over voor het aanmaken van je lustgevoelens. Bovendien krijg je te maken met depressiviteit en stemmingswisselingen, die de seksdrive vaak niet bevorderen. Laat seks nou net een goede stressbestrijder zijn – dubbele malheur dus.

Toen ik een paar maanden in de burn-out zat – ik noemde ‘m liefkozend ‘Bernie’ – trok ik steeds grotere plukken haar uit m’n hoofd bij het wassen van m’n haren. Haaruitval, maar ook botontkalking, hogere bloeddruk, een groter risico op Alzheimer’s en Parkinson zijn allemaal reële gevolgen van chronische stress. Je maakt jezelf dus letterlijk kapot. En je brengt niet eens alleen je eigen gezondheid in gevaar. Via epigenetische veranderingen – kleine alteraties aan je eigen dna – kun je ook het welzijn van je ongeboren kroost negatief beïnvloeden.

Overgevoelig en irrationeel

Hoewel de burn-outsymptomen tussen mensen verschillen, zijn emotionele labiliteit, overgevoeligheid, een gebrekkig geheugen en algeheel belabberd cognitief functioneren redelijk standaard. Ik merkte op mijn werk ook dat ik steeds minder weerbaar werd. Toen een collega me eens een geërgerde (maar niet bepaald erge) opmerking toeslingerde heb ik twee uur onafgebroken moeten huilen. Zat ik dan, uit alle macht te proberen m’n gesnotter in te slikken en door te werken.

Die emotionele labiliteit komt door veranderingen in je amygdala, de hersenkernen die verantwoordelijk zijn voor primaire emoties. Je wordt hypersensitief en labiel en kan dat niet meer temperen met je ratio. Je kan alleen nog reactief in plaats van reflectief opereren.

Niet alleen op emotioneel vlak verword je tot een soort kleuter. Ik stelde eens dat drie plus drie vier was, waarna het een aantal seconden (tel even hoe lang dat is!) duurde voordat ik doorhad dat er iets niet klopte. Ik raakte in de war van het opzeggen van de dagen van de week. De dagen waren er nog wel, maar ze verschenen in willekeurige volgorde. En tot mijn grote schaamte had ik soms zelfs volledige blanks bij het zien van mijn vrienden, wier namen me dan volkomen ontschoten waren.

Niet meer kunnen vertrouwen op je hersens en je intellect is heel beangstigend, zeker als je je identiteit voor een groot deel hebt opgehangen aan de capaciteiten van je hoofd. Ik was gewend altijd met logica en nadenken uit de voeten te komen, en deze nieuwe staat sloeg meteen een deuk in mijn eigenwaarde. Wie ben je immers nog als je geen normale zin meer kan formuleren en alleen als kasplantje op de bank kan zitten?

Het begrip dat mijn levensstijl m’n hersencellen kapotmaakte, hielp me de burn-out te accepteren. Door het wetenschappelijk te kunnen verklaren verzette ik me minder tegen de symptomen. Als je been gebroken is ga je daar ook niet tegenin – je weet wat er mis is en hebt respect voor je beperkingen.

De volgende stap was natuurlijk beter worden. Een lang, moeizaam en allesbehalve lineair proces. Ik moest, in neurobiologische termen, leren mijn cortisol in balans te houden. Op lichamelijk niveau kan dat door te gaan wandelen en buiten te zijn; zelfs als het bewolkt is heeft zonlicht een positief effect op je cortisolhuishouding. Een andere en nog leukere manier is te knuffelen of seks te hebben. Daarbij komt namelijk het hormoon oxytocine vrij, wat op zijn beurt cortisol reguleert.

Op psychologisch niveau probeerde ik realistischere verwachtingen te hebben en mijn geluk niet te laten afhangen van prestaties. De wetenschap dat mijn interpretatie van een gebeurtenis in grote mate de hoeveelheid stress bepaalt die het me oplevert, helpt me zaken te relativeren. Want hoe psychologisch gestrester je reageert, hoe fysiologisch gestrester je wordt.

Inmiddels ben ik zo goed als uit mijn burn-out. Maar nog elke dag laveer ik tussen mijn ambities, verwachtingen en grenzen, en probeer ik me door de ratrace om me heen niet meer onzeker te laten maken. Want anders wordt die meedogenloze prestatiedrang alsnog mijn eigen ondergang.

Over de auteur

Brankele Frank (1987) studeerde neurobiologie in Amsterdam, Londen en Parijs. Ze schreef eerder voor Hard//hoofd en nrc.next, gaf les aan de UvA en werkte als strategieconsultant bij McKinsey & Company. Nu werkt ze als Hoofd Educatie bij Artis en geeft ze workshops over de neurobiologie van stress en burn-outs aan bedrijven.