Ieder jaar als de blaadjes vallen staat het weer op de agenda: de begroting van het Koninklijk Huis. En ieder jaar opnieuw wringt de premier zich in bochten om vooral geen duidelijkheid te geven over de royale vergoedingen van het Koninklijk Huis en de gedane uitgaven, met telkens weer als argument dat openheid op gespannen voet zou staan met de ‘persoonlijke levenssfeer’.

Volgende week is het weer zover bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Algemene Zaken. Op de agenda: wat doet de koning met 5,1 miljoen euro aan vergoeding voor ‘personele en materiële uitgaven’?

Vorig jaar juni riep de Kamer al op die vergoeding eens grondig onder de loep te nemen om te kunnen beoordelen hoe passend dat buitensporige bedrag eigenlijk is. Mark Rutte beloofde er ‘sportief’ uitvoering aan te geven. Maar deze week kwam per Kamerbrief het weinig verrassende antwoord: onder verwijzing naar artikel 41 van de Grondwet (‘De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in.’) weigerde de premier opnieuw te melden hoe de koning zijn vergoeding besteedt, met als argument: mogelijke aantasting van de ‘persoonlijke levenssfeer’ – vervat in artikel 10.

Zodoende blijft buiten beeld waar de Koning de ‘B-component’ (voor zijn personele en immateriële uitgaven) van zijn vergoeding precies voor nodig heeft – alleen al de A-component, zijn salaris, bedraagt ruim een miljoen euro. Ook na aftrek van de salarissen van de hofhouding, onder wie de grootmeester, de hofmaarschalk en de thesaurier, blijft er nog een berg geld over, waarvan volstrekt onduidelijk is wat ermee gebeurt. In de mist verdwijnt al helemaal hoe koningin Máxima (haar B-component bedraagt 667 duizend euro) en prinses Beatrix (1,1 miljoen euro als B-component) hun vergoedingen besteden.

Niet voor niets klonk op Prinsjesdag voor het eerst luid boegeroep toen de koning na de Troonrede in de auto stapte.

De geslotenheid over de financiën van het Koninklijk Huis helpt niet, in een tijd waarin de roep om transparantie steeds luider klinkt – en ministers al vanwege een investering van enkele tienduizenden euro’s via de Maagdeneilanden onbarmhartig op de grill worden gelegd, zelfs als de winst naar het goede doel is gegaan.

dalende populariteit

Intussen is de populariteit van de koning snel aan het dalen. Volgens een peiling van Ipsos in september heeft niet meer dan 44 procent van de Nederlanders vertrouwen in de vorst. Ter vergelijking: op Koningsdag in 2020 was dat nog 76 procent. Weinig behulpzaam was het gezellige reisje van het koninklijke gezin naar Griekenland vorig jaar, terwijl de rest van Nederland door de coronamaatregelen aan huis gekluisterd was.

Bijna net zo pijnlijk was de beslissing van de vorst dit jaar om een deel van Kroondomein Het Loo voor publiek te sluiten omdat hij last van de dagjesmensen zou hebben. Niet voor niets klonk op Prinsjesdag voor het eerst luid boegeroep toen de koning na de Troonrede in de auto stapte.

Afgelopen week probeerde de vorst het goed te maken door na het zien van de documentaire Alleen tegen de staat vijf gedupeerden van de toeslagenaffaire op het paleis te ontvangen. Pijnlijk detail was alleen dat de koning niet zelf had bedacht dat het tijd werd zijn warme betrokkenheid te laten zien, vier jaar nadat het grootste schandaal in de naoorlogse geschiedenis aan het licht kwam waarbij de levens van tienduizenden mensen door de staat werden verwoest. In plaats daarvan reageerde hij op een tamelijk onontkoombare open brief van de gedupeerden zelf. Voor de slachtoffers was het ongetwijfeld een hartverwarmende bijeenkomst en voor de koning zelf misschien ook, maar de indruk die vooral bleef hangen was too little, too late.

De koning zou er goed aan doen meer maatschappelijke betrokkenheid aan de dag te leggen. Om te beginnen graag meer openheid over de buitensporige royale vergoedingen.