‘Hoe heet het met een moeilijk woord als je iets op volgorde van de tijd zet?’ vraagt juf Mariëlle Smulders.

Het blijft stil in groep 8 van de katholieke basisschool De Regenboog in Schijndel. Dan toch een aarzelende vinger: ‘Misschien chronologisch?’

‘Juist, chronologisch! Onthouden jullie dat?’ zegt Mariëlle Smulders tegen groep 8 terwijl ze met haar vinger tegen haar slaap tikt. Daarna leest ze met welluidende stem een tekst voor over de Tweede Wereldoorlog. De tekst is gelardeerd met een tijdlijn waarop het verloop van de Tweede Wereldoorlog staat aangegeven. Uitleg en data staan er in blokjes tekst omheen.

Vervolgens bespreekt Mariëlle de tekst. Ze stelt vragen, en de kinderen doen actief mee. Ze legt ook een link met operatie Market Garden, die in het zuiden van het land groots is herdacht. Sommige kinderen knikken van herkenning.

Daarna moeten de leerlingen in groepjes aan de hand van de tijdlijn zien uit te vogelen wat het begin, het midden en het eind van de oorlog was.

De tijdlijn is internationaal, met gebeurtenissen als de Slag om Tobroek in Oost-Libië en Operatie Torch, de invasie van Frans Noord-Afrika door de geallieerden. Uitdagend voor groep 8. Bij de bespreking blijkt ook niet iedereen dezelfde conclusie te hebben getrokken. ‘We kunnen hierover van mening verschillen, hè? Daar gaan we het de volgende sessie over hebben,’ kondigt Mariëlle aan.

leesonderwijs

Voorbeeldschool

Dit was de eerste sessie van een zogeheten les close reading. Een methodiek die steeds meer opgang doet in scholen om het lezen van een tekst diepgravend aan te pakken en tegelijkertijd een woordenschat op te bouwen en aan kennisopbouw te doen, waardoor de geleerde woorden context krijgen. Dat gebeurt in drie sessies. De eerste sessie gaat over de indeling van de tekst. In de tweede sessie wordt gekeken naar de woordenschat. In de laatste les velt de klas een oordeel over de tekst.

Basisschool De Regenboog heeft in alle groepen de lessen begrijpend lezen geïntegreerd in het lesaanbod, onder meer door close reading. Ze hebben de methode eruit gegooid en maken de lessen zelf. Daarvoor hebben alle leerkrachten verschillende cursussen gevolgd.

De basisschool is een voorbeeldschool in het adviesrapport ‘Effectief onderwijs in begrijpend lezen. Acties voor beter leesbegrip en meer leesmotivatie’ van de Taalunie, dat eind augustus uitkwam. Adjunct-directeur Marja Schippers van De Regenboog had zitting in de speciaal hiervoor samengestelde Taalraad die bestond uit Nederlandse en Vlaamse onderzoekers, lerarenopleiders, docenten, schooldirecteuren en leesexperts.

Het rapport windt er geen doekjes om: zowel Vlaanderen als Nederland heeft een stevig probleem met het leesonderwijs. Maar in Vlaanderen was dat nieuws: het Vlaamse ministerie van Onderwijs publiceerde in haar huisorgaan Klasse zelfs een lang interview met de Nederlandse voorzitter Jan Rijkers. In Nederland bleef het stil. Ondanks het feit dat de ministers van Onderwijs van beide landen de opdrachtgevers van het rapport waren. Wat is hier aan de hand?

Laaggeletterd

Nou, nogal wat: een groeiende groep jongeren verlaat het onderwijs als laaggeletterd, in Nederland 17 procent van de vijftienjarigen. Dat houdt in dat ze gebruiksaanwijzingen en overheidsinformatie niet begrijpen. En die achterstand loopt een flinke tijd onnodig op tijdens hun schoolloopbaan.

Uit het laatste PIRLS-onderzoek (Progress in International Reading Literacy Study, waarmee elke vijf jaar de vaardigheid in begrijpend lezen van groep 6-leerlingen in kaart wordt gebracht) blijkt dat het begrijpend lezen in Nederland achter­uitgaat in vergelijking met andere landen.

Op het gebied van leesplezier bungelt Nederland onderaan als een na slechtste: 31 procent vindt lezen niet leuk. Na groep 6 zie je het leesplezier kelderen. Het hangt er ook vanaf welke school kinderen bezoeken: er zijn grote prestatieverschillen tussen scholen. Slechts 8 procent van de leerlingen blijkt het hoogste niveau te bereiken; dat zijn vaak kinderen die in een gezin opgroeien waar veel wordt gelezen.

Lees ookIn gesprek met tieners die met, in en voor hun smartphone leven29 september 2018

De grote vraag is of je het onderwijs hier allemaal wel de schuld van mag geven, want: kinderen zijn voortdurend met hun mobiele telefoon in de weer. Maar dat blijkt toch geen argument, want in andere landen is het mobiel gebruik onder leerlingen hetzelfde en toch is daar het leesplezier groter, concludeert de Taalunie.

Leesonderwijs

Te lage woordenschat

Wat is dan de oorzaak? In de jaren negentig voerde het Nederlandse onderwijs met de beste bedoelingen begrijpend lezen in als apart vak, omdat veel leerlingen bij het goed leren lezen werden gehinderd door een te lage woordenschat. In andere landen is begrijpend lezen geïntegreerd in het gehele onderwijs.

De speciaal ontwikkelde methodes begrijpend lezen blijken niet uitdagend genoeg en gaan vaak uit van niet-realistische, ingekorte teksten. Kinderen vinden deze teksten met de bijbehorende opdrachten saai en daardoor zakt de motivatie om lezen leuk te vinden.

Wetenschappelijke inzichten over effectief leesonderwijs bereiken het leslokaal vaak niet.

Daarnaast bereiken wetenschappelijke inzichten over effectief leesonderwijs het leslokaal niet. Alleen maar inzetten op motivatie, begrip of technisch lezen heeft weinig effect: alle drie moeten aangepakt worden om het leesonderwijs grondig te verbeteren.

Scholen monitoren de leesprestaties van de leerlingen daarnaast onvoldoende. En als allerlaatste: leraren in opleiding lezen zelf te weinig, waardoor zij niet in staat zijn om leerlingen te helpen tijdens het kiezen van een boek. ‘Het is als een stratenmaker die niets met stenen heeft,’ zegt Jan Rijkers, de voorzitter van de commissie in het interview in het blad van het Vlaamse ministerie van Onderwijs.

Diezelfde voorzitter zegt over het uitblijven van de reacties in Nederland: ‘In Vlaanderen wordt de urgentie meer gevoeld omdat ze op het PIRLS-onderzoek het echt slecht deden. Daar is men echt geschrokken. In Nederland suddert het al wat jaren door, maar is er echt wel wat aan de hand met leesmotivatie van de leerlingen. Ons rapport is dan ook een actieplan: vanaf november trekken we voor twee jaar het land in zodat onze adviezen ook in de scholen landen.’

Het Nederlandse ministerie van Onderwijs schrijft in een reactie dat ‘in januari het rapport in de commissie van Ministers van de Taalunie besproken zal worden en wordt gekeken welke acties hieruit voorvloeien’.

Prinses Laurentien

In Nederland houden al veel organisaties zich bezig met het leesonderwijs. De al meer dan dertig jaar bestaande Stichting Lezen stimuleert het lezen door kinderen en jongeren met projecten als de Nationale Voorleesdagen, de Nationale Voorleeswedstrijd, de Inktaap, de Jonge Jury en de programma’s Boekstart en Bibliotheek op School. De stichting is ook een kenniscentrum op het gebied van lezen en had ook zitting in de Taalraad van de Taalunie.

Dan is er de stichting Lezen en Schrijven, ooit opgezet door prinses Laurentien van Oranje, die 2,6 miljoen Nederlandse laaggeletterden van boven de 16 jaar aan het lezen en schrijven wil krijgen.

Sinds 2014 hebben deze twee organisaties zich met het CPNB, de openbare bibliotheken, het Kinderboekenmuseum en het Letterenfonds verenigd in de Leescoalitie met als ambitie dat er in 2025 geen kinderen meer met een leesachterstand het onderwijs verlaten.

‘Als leerlingen een leesachterstand opbouwen, halen ze die niet zomaar meer in.’

Dan is er Passionate Bulkboek dat leesactiviteiten biedt zoals ‘Er was eens…’, een schrijfwedstrijd voor het vmbo, en sinds kort in samenwerking met stichting Lezen ‘Pabo leest’ voor pabostudenten en onderwijsassistenten.

Voor de zomervakantie riepen ook de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur op tot een leesoffensief. De overheid moet langdurig organisaties financieren die scholen ondersteunen in het leesonderwijs. Want scholen kunnen het niet alleen.

De Schoolschrijver is zo’n organisatie. Met programma’s die – aldus de Raad voor Cultuur vlak voor de zomer – basisschoolkinderen motiveren voor lezen en schrijven. De organisatie werkt nauw samen met het onderwijs, bibliotheken en pabo’s.

En onlangs kwam er een oproep van Onderwijszorg Nederland, de vereniging van onderwijsadviesbureaus die zijn gespecialiseerd in de aanpak van dyslexie, om budget vrij te maken voor kinderen die geen dyslexie hebben maar wel met een onnodige taalachterstand het basisonderwijs verlaten. Jaarlijks zou het gaan om 3500 kinderen. Deze oproep werd wederom ondersteund door prinses Laurentien.

Leesonderwijs

Mandjeslezen

Het gehele leesonderwijs in een school aanpakken doe je niet even op een achter­namiddag.

Basisschool De Regenboog in Schijndel heeft er tien jaar over gedaan om het anders te doen. Marja Schippers: ‘De prestaties van begrijpend lezen bleven achter en kinderen lazen thuis ook te weinig. We hebben toen kritisch naar onze lesmethoden gekeken, we zijn de prestaties van de kinderen nauwkeuriger gaan volgen en grijpen daardoor veel eerder in. Vooral in groep 3 moet je als leerkracht bij de les blijven: als leerlingen daar een leesachterstand opbouwen, halen ze die niet zomaar meer in.’

Maar nu staat het leesonderwijs van De Regenboog als een huis. De school met 493 leerlingen over twee locaties heeft drie leescoördinatoren. Tot in groep 8 wordt er voorgelezen. Vanaf groep 3 lezen de leerlingen veel zelfstandig: in de klas maar ook zoveel mogelijk thuis. Elke klas doet aan mandjeslezen: er zijn mandjes met stripboeken, informatieboeken, poëzie, kranten en fictieboeken die rouleren.

In beide schoolgebouwen is ruimte voor een flinke schoolbibliotheek gemaakt waar alle leerlingen onder begeleiding boeken uitzoeken. Om de bibliotheek heen is ruimte om te lezen op stoeltjes, banken en kussens.

En er is voortdurend onderhoud: elk jaar gaan alle leerkrachten weer op cursus en wordt het leesonderwijs opnieuw kritisch tegen het licht gehouden.

Daarnaast doet het Expertisecentrum Nederlands onderzoek naar het taalonderwijs en de taalvaardigheid van kinderen en jongeren in de gemeente Meierijstad, waar Schijndel onder valt.

Oersaaie teksten

Dat veel pabo-studenten slechte lezers zijn, herkent Mirjam Snel (51), hoofddocent aan de pabo van de Hogeschool Utrecht (HU) direct. Onlangs had zij een student die het niet nodig vond om lid te worden van de openbare bibliotheek. De reden: ‘Ik lees toch geen kinderboeken?’

Lees ookDe verwaarlozing van taalonderwijs op het mbo moet stoppen, bepleit deze ex-docent4 september 2019

Mirjam Snel geeft ook les aan de Master Expertleerkracht Primair Onderwijs (MEPO) van de Hogeschool Utrecht waar afgestudeerde leerkrachten na enkele jaren werkervaring worden opgeleid tot expert binnen een school. Ze was ook lid van het lectoraat Geletterdheid, heeft een eigen bedrijf dat adviseert bij goed leesonderwijs en promoveerde, na jarenlange ervaring als leerkracht en schooldirecteur, op leesontwikkeling en leesonderwijs in groep 3.

‘Je moest een lijst kinderboeken samenstellen. Maar je hoefde ze niet te lezen! Het zou juist vanzelfsprekend moeten zijn dat je tijdens de pabo kinderboeken leest. ’

Een van de studenten van de MEPO is Stacy Immers (26), nu leerkracht van groep 4 van de openbare basisschool Vleuterweide in Vleuten. Ook zij herkent het beeld van de niet lezende pabo-student. ‘Ik lees nu veel, maar dat was op de pabo zeker niet vanzelfsprekend. Eigenlijk is er te weinig aandacht voor het lezen op de pabo. Je krijgt een module van drie maanden over kinderboeken. Daarvoor moest je een lijst kinderboeken samenstellen en beargumenteren waarom je voor deze boeken had gekozen. Maar je hoefde ze niet te lezen! Het zou juist vanzelfsprekend moeten zijn dat je tijdens je hele opleiding kinderboeken leest. Maar ook ik deed dat niet uit mezelf. Misschien is mijn generatie ook wel slachtoffer van het feit dat het vak begrijpend lezen is ingevoerd en het lezen ons is tegengemaakt met leesstrategieën en oersaaie teksten.’

Stap voor stap naar een jeugdroman

Sinds ze les krijgt van Mirjam Snel is bij Stacy Immers het kwartje gevallen wat betreft het leesonderwijs. Niet dat ze het daarvoor niet goed deed, maar ze vroeg zich wel steeds af of ze het juiste deed.

‘We lezen vier keer in de week in de klas en dan lees ik ook. Je moet sowieso alle boeken kennen die de kinderen lezen, want dan kan je actief met de kinderen praten over het boek en hun belangstelling wekken. Dat kan je gewoon niet als je de boeken niet kent. Als een kind niet graag leest maar een boek wel leuk vond, moet je weten welke boeken daarbij passen en dat aanbieden. Je moet ook op de hoogte zijn van de nieuwe boeken. Er komt heel veel uit. Niet ieder kind heeft dezelfde smaak, dus het kost ook gewoon veel tijd. En als een leerling niet meekomt met de instructie moet ik de stof later weer herhalen. Dat kost ook weer tijd. Het is voortdurend kiezen wat wel of niet voorrang heeft.’

Slechts één leerling in haar klas krijgt ze niet aan het lezen en dat knaagt aan haar: ‘Hij zit aan zijn tafeltje met een boek voor zich, maar kijkt alleen maar om zich heen en leest niet.’

Mirjam Snel: ‘Heb je het wel eens met een stripboek geprobeerd?’

Stacy: ‘O, dat is een goede.’

Mirjam: ‘Sommige kinderen komen echt tot lezen met plaatjes en tekstballonnetjes. Een volgende stap kan een boek met veel plaatjes zijn, zoals De waanzinnige boomhut. Op die manier begeleid je een leerling stap voor stap naar een jeugdroman.’

Drempel

Ook de uitgevers van lesmethodes krijgen ervan langs in het actieplan van de Taalunie. De aanbeveling is dat zij nieuwe wetenschappelijke inzichten beter in hun methodes verwerken en rijkere, meer uitdagende en realistische teksten opnemen, en duidelijk maken hoe die te behandelen.

Een veelgebruikte methode voor begrijpend lezen in zowel het basis- als het voorgezet onderwijs is Nieuwsbegrip van de Rotterdamse onderwijsadviesdienst de CED-groep. Leerlingen kijken elke week eerst naar een actueel onderwerp uit het Jeugdjournaal en gaan dan met teksten over dit onderwerp aan de gang.

Bij Nieuwsbegrip drong al eerder door dat er iets niet goed ging. Uit een promotieonderzoek van de Hogeschool Rotterdam bleek dat de prestaties van leerlingen met Nieuwsbegrip op de beroepsgerichte opleidingen van het vmbo niet beter waren dan met een reguliere methode Nederlands. Bij leerlingen met een lage woordenschat bleken ze zelfs meer vooruit te gaan met de reguliere methode.

Woordvoerster Marianne Molendijk zegt dat de CED-groep de wetenschappelijk inzichten die Taalunie adviseert al heeft doorgevoerd. Daarnaast heeft de CED-groep in samenwerking met de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzoek geïnitieerd naar hoe de leesmotivatie van leerlingen kan worden verhoogd. ‘Maar wij lopen ook tegen een drempel op. Om ervoor te zorgen dat de methode goed wordt uitgevoerd, hebben leerkrachten voortdurend training nodig. En dat kost geld en tijd die er niet altijd zijn. Alleen met een methode kom je er niet. Het is de leerkracht die de kwaliteit toevoegt,’ aldus Molendijk.

Lichtpuntje

Waar pabostudenten weer tegenaan lopen is dat de leesmethode zoals die wordt gebruikt op de stagescholen vaak niet aansluit op de wetenschappelijke inzichten over effectief leesonderwijs die ze op de pabo krijgen aangeleerd. Dan zeggen de begeleidende leerkrachten op de stagescholen al snel: ‘Doe het maar zoals wij, want dat gaat al jaren goed.’

Mirjam Snel: ‘Dan moet je als student wel heel stevig in je schoenen staan wil je volhouden dat je het graag zo doet zoals je het op de pabo hebt geleerd. Om die kloof te verkleinen, werken we met basisscholen aan het samen opleiden. In 2020 begint in Utrecht het project WOU-GO, waarin twaalf basisscholen, de HU-pabo en de Universiteit van Utrecht samen werken om het leesonderwijs te verbeteren.’

Er is nog een lichtpuntje. Sinds begin oktober ligt er het advies van Curriculum.nu. Een groep van 125 leraren en 18 schoolleiders heeft daarin gewerkt aan de herziening van de kerndoelen en invulling van de verschillende schoolvakken. Er is binnen Curriculum.nu veel discussie over de manier waarop rekenen en wiskunde moeten worden aangepakt. Maar de invulling van het leesonderwijs kan op grote instemming rekenen. De Taalunie en stichting Lezen deden er zelfs een persbericht de deur voor uit om het advies te prijzen.

Geheel verrassend is het niet: de drie leescoördinatoren van basisschool De Regenboog in Schijndel hebben met groot enthousiasme aan het advies meegewerkt. Mariëlle Smulders: ‘We vonden het zelfs jammer dat het voorbij was. Het is zo leuk om aan goed leesonderwijs te werken. Je wilt gewoon dat het op alle scholen in orde komt.’