Op de avond vóór de Ku-Klux-Klan-bijeenkomst is het spookachtig stil in downtown Jasper. De winkeliers hebben hun deuren gesloten en zijn, getuige de bordjes op de ramen, ook niet van plan morgen de klanten te bedienen. ‘Gone fishing’ staat er op de ruit van de drogist.

Midden in het centrum ligt het provinciehuis, een historisch gebouw, opgetrokken in okerkleurige stucco in Spaanse missiestijl. Het is mooi gerestaureerd, met verzorgde tuinen, een muziektent en gietijzeren bankjes.

Overal hangen gele strikken, ter nagedachtenis aan James Byrd junior, geboren en getogen in Jasper, vermoord door hometown boys.

Op 7 juni 1998, om twee uur ’s nachts, liep James Byrd (49) naar huis. Byrd leed aan epilepsie en reed daarom geen auto. Lopen doet niemand in Jasper, een stadje van 7800 inwoners in het oosten van Texas. De drukkende hitte nodigt niet uit tot wandelen. Daarom kende heel Jasper James Byrd als de zwarte man die loopt. En meestal gaven ze hem een lift.

Die nacht nodigde...