We waren te laat vertrokken, moesten de paarden in het bos de sporen geven. Achteraan ratelde de kar met drie kleumende jongens op de bok, slalom tussen de bomen. Kranig bruintje brieste. Voor de holle weg stond een boer met zijn dubbelspan Friezen. Wist van niks, had anders zijn zondagse pak wel aangetrokken. Zo werd de omgang steeds langer. Op de Eperheide hadden zich vooral tuigpaarden voor de wagen opgesteld, een enkeling leidde een veulen rond. De pastoor was in zijn knalgroene deux-chevaux gekomen. De zegening voltrok hij snel, mijn merrie en ik werden in één kruisbeweging met een ander paard van wijwater voorzien. Daarna ging de misdienaar rond met jonge klare. Uit het publiek stapte een vrouw naar voren, met een hondje. Of die ook gezegend kon worden. Ik sloeg de borrel achterover, zakte wat dieper weg in het zadel en dacht: geloof is voor lieve mensen.

Ja toch? De gewone gelovigen. Die een deemoedig kaarsje branden, met een krijtje onder een kruisbeeld ga niet voorbij,...