Tien jaar geleden volgde Margalith Kleijwegt leerlingen van klas 2K (en hun ouders) op een vmbo in Amsterdam-West. Hoe is het met hen?

Jason Winter zat tien jaar geleden maandenlang thuis. Eerst spijbelde hij een paar dagen, toen een paar weken en na een tijdje wilde hij niet meer terug naar school. Jason zat op het Calvijn met Junior-college, een vmbo in Amsterdam-West. Hij was daar terechtgekomen omdat het op de mavo net niet goed genoeg met hem ging; heel jammer vond hij zelf, want dat was een rustige school, hij had het er naar zijn zin.

Jason was tien jaar geleden een van de meest schrijnende gevallen omdat hij wekenlang afwezig was zonder dat iemand precies wist wat er met hem aan de hand was. Niemand kwam op het idee om hem thuis op te zoeken. Hij woonde niet ver van school, op de eerste verdieping van een jarenvijftigflat. Zijn ouders waren gescheiden en zijn moeder was met haar kinderen achtergebleven in Slotervaart. Jasons moeder was radeloos toen ze erachter kwam dat haar zoon niet naar school ging, want Jason wilde niet zeggen waarom hij wegbleef, hij schaamde zich. Pas na lang aandringen vertelde hij hoe hij werd gepest door een aantal jongens uit zijn klas en dat hij die terreur niet langer kon verdragen.

Jason had het geluk steun te krijgen van een goede, praktische hulpverlener

Vanwege bureaucratische regeltjes kon Jason niet naar een andere school en van lieverlee raakte deze aardige, verlegen jongen in de criminaliteit verzeild. Kleine dingetjes: brandjes stichten met jongens uit de buurt, op een gestolen brommer rijden. Uiteindelijk werd hij gepakt.

Inmiddels is Jason vierentwintig jaar en uitgegroeid tot een volwassen man. Hij is nog steeds schuchter, maar met meer vertrouwen in zijn toekomst dan tien jaar geleden. Toen zat hij in een diep dal: niet alleen school zat hem dwars, ook de scheiding van zijn ouders kon hij moeilijk verwerken. Hij miste zijn vader.

Amsterdam-West, Slotervaart. Foto: Peter de Krom
Amsterdam-West, Slotervaart. Foto: Peter de Krom

Jason is nooit meer teruggegaan naar school, maar heeft wel een paar certificaten voor timmerwerk behaald en hij had het geluk steun te krijgen van een goede, praktisch ingestelde hulpverlener die net als hij een Surinaamse achtergrond had, ‘dat vond ik prettig’. Deze hulpverlener wist er door een vlammend betoog bij de rechter voor te zorgen dat Jason na zijn overtredingen niet in de gevangenis terecht kwam. Hij ontfermde zich over zijn pupil, zorgde voor een werkervaringspaats bij een woningbouwvereniging en was zelfs niet te beroerd om Jason ’s ochtends uit zijn bed te halen als die zich had verslapen.

Jason maakte zich los van zijn foute vrienden en kreeg er langzaam maar zeker weer zin in om wat van zijn leven te maken. Nog steeds kan hij zich boos maken als hij terugdenkt aan de manier waarop sommige jongens van het Calvijn hem kleineerden: ‘Ze noemden me aap omdat ik een kleurtje heb.’ De pestkoppen waren zelf van Marokkaanse of Turkse afkomst en dus niet lelieblank, maar kennelijk werd er toch onderscheid gemaakt.

Antisemitische opmerkingen

Tien jaar geleden schreef ik voor het eerst in Vrij Nederland over de leerlingen van het Calvijn met Junior College. Dit verhaal mondde later uit in het boek Onzichtbare ouders. De buurt van Mohammed B. Ik volgde de 23 leerlingen uit klas 2K en ging thuis bij hun ouders op bezoek. Ik was benieuwd hoe deze gezinnen leefden, wat de ouders van hun kinderen verwachtten en wat ze hun probeerden mee te geven. In die tijd – de echo van 9/11 klonk nog na – kwamen er berichten dat leraren op zwarte scholen geen onderricht meer wilden geven over de Tweede Wereldoorlog omdat jongeren met een islamitische achtergrond tijdens deze lessen antisemitische opmerkingen zouden maken. Ook op het Calvijn, gehuisvest in een nogal uitgewoond gebouw waar muizen en ratten rondliepen, maakte ik mee dat een leerling tijdens de geschiedenisles ‘joden moeten we doden’ neuriede – gewoon om een beetje te zieken, zei hij achteraf. Zijn buurjongen Mustafa was eigenlijk begonnen, maar die deed of zijn neus bloedde toen zijn klasgenoot werd gesnapt.

Omgeving August Allabéplein. Foto: Peter de Krom
Omgeving August Allabéplein. Foto: Peter de Krom

Wat leerden deze leerlingen thuis over die oorlog, vroeg ik me af. Tijdens een van mijn eerste bezoekjes werd duidelijk dat de oorlog die voor mij zo leefde, daar geen gespreksonderwerp was en ook nooit was geweest. Veel ouders leefden geïsoleerd van de Nederlandse samenleving en hadden weinig greep op hun eigen wereld, laat staan op die van hun kinderen. Onze werelden lagen verder uit elkaar dan ik had gedacht.

Dat gegeven maakte mij nog nieuwsgieriger naar hun leefwereld, helemaal toen ik merkte dat school lang niet altijd wist wat zich thuis ‘achter de voordeur’ afspeelde. De leraren stamden nog uit de tijd dat het Calvijn een ‘wit’ lyceum was; de populatie was gaandeweg veranderd. Nadat veel autochtone bewoners de stad uit trokken, kwamen er steeds meer allochtone gezinnen in West wonen en werd het lyceum een vmbo. De leraren waren gebleven en zij bleken niet altijd opgewassen tegen deze veeleisende nieuwe leerlingen. ‘Soms heb ik het gevoel dat alles wat ik zeg als water langs de rotsen stroomt,’ merkte een van de leraren op. De leerlingen op het Calvijn kwamen uit sociaal zwakke gezinnen en waren vanzelfsprekend gebaat bij het allerbeste onderwijs. Van het christelijke schoolbestuur hoefden ze weinig steun te verwachten: die waren bezig met de ene fusie na de andere, een debacle dat in 2013 uitmondde in het faillissement van de inmiddels gigantische scholenkoepel Amarantis.

Enorm veel gespijbeld

Een bestuur dat niet wist wat er op school gebeurde en leraren die weinig affiniteit met de leerlingen hadden, dat kon niet goed gaan. Ouders lieten het overigens ook afweten, leraren kregen moeilijk contact met ze en ze kwamen niet of nauwelijks naar ouderavonden. Voor de leraren was dit gebrek aan belangstelling bepaald demotiverend.

Inmiddels zijn de ouders betrokkener en is er een redelijk functionerende ouderraad op het Calvijn.

Er werd tien jaar geleden enorm veel gespijbeld, vertelden de leerlingen toen ik ze het afgelopen jaar opnieuw opzocht. Je kon gemakkelijk in de zon voor de school een jointje gaan roken, niemand die er wat van zei. Dus spijbelde iedereen erop los. Even was dat leuk, maar na een tijdje ging dat nietsdoen vervelen. Het was juist prettig geweest als er wél op je was gelet, zei een aantal leerlingen. Inmid­dels zijn er op het Calvijn spijbelprotocollen en speciale functionarissen en coördinatoren die erop moeten toezien dat alle leerlingen op school komen. Er rijden zelfs busjes langs leerlingen die te vaak zonder opgaaf van redenen niet verschijnen. Dat er strenger op hun aanwezigheid wordt toegezien, is een verbetering, al zou de uitvoering nog strenger kunnen. Vo­rig jaar was er op het Calvijn een leerling die al honderdveertig uur had gespijbeld voordat de leerplichtfunctionaris thuis langskwam.

Het Calvijn-managementteam bij de nieuwe locatie: Margreet te Stroete, Jolanda Hogewind, Mohamed El Jaouhari en Sofyan Mbarki
Het Calvijn-managementteam bij de nieuwe locatie: Margreet te Stroete, Jolanda Hogewind, Mohamed El Jaouhari en Sofyan Mbarki

Al is het altijd beter dan in de tijd van Jason, die toen door niemand werd bezocht.

Zijn medeleerlingen herinneren zich hem als een jongen die vooral niet wilde opvallen en die daarom deed alsof hij voortdurend met zijn neus in de boeken zat. Hij deed er alles aan om niet de aandacht van jongens als Ali, Najid en Mohammed op zich te vestigen.

Jason was niet de enige die werd gepest, hetzelfde gold voor Halid, Melissa en Jessica, het enige Nederlandse meisje in de klas.

Pestkop

Er was één pestkop waar alle anderen uit lijfsbehoud rekening mee hielden. Ali Boukour, die zijn schoolloopbaan was begonnen op het Caland Lyceum even verder in West en die terugviel naar vmbo-niveau, was een geval apart. De lesstof kon hij makkelijk aan, misschien dat hij mede daarom vaak liep te klieren. Vooral jongens hadden ontzag voor Ali; zijn status als leider werd alleen maar versterkt toen hij door de politie werd aangehouden en een tijdje vast kwam te zitten. Zijn ouders ontkenden dat er problemen waren; met name zijn vader probeerde school met bezwerende woorden gerust te stellen. Elke dag waarschuwde hij zijn zoon, zei hij, hij drukte hem telkens weer op het hart om toch vooral op te passen. ‘Elke opmerking kan tot een conflict leiden,’ waren de wijze woorden van meneer Boukour.

Niet dat het hielp, want Ali werd steeds onhandelbaarder en de schoolleiding wist niet wat ze met hem aan moesten. De reclassering werd ingeschakeld, net als Bureau Jeugdzorg, en er werden moeizame gesprekken gevoerd met vader Boukour, die niet in wilde inzien dat zijn zoon problemen veroorzaakte.

Foto: Peter de Krom
Foto: Peter de Krom

Uiteindelijk heeft Ali zijn school niet afgemaakt. Hij was de jongste thuis en zijn ouders brachten steeds meer tijd door in Marokko, waar ze een huis hadden laten bouwen. Hun flat in Bos en Lommer hielden ze aan, daar kon Ali blijven wonen. Hij werkte in een coffeeshop in Amsterdam-Oost en had geen verdere contacten met justitie, tot hij afgelopen zomer plotseling opdook als verdachte in een liquidatiezaak. Ali zou volgens het Openbaar Minis­te­rie zijn buurtgenoot, de 21-jarige Rida Benna­jem, van dichtbij hebben neergeschoten vlakbij Du Maroc, een goedlopend Marokkaans restaurantje in Slotervaart. Deze schietpartij werd door justitie in verband gebracht met andere liquidaties die Amsterdam het afgelopen jaar teisterden, zoals die in de Staats­lie­den­buurt waarbij Saïd el Yazidi, een buurjongen van Ali, en Youssef Lkhorf, ook uit Bos en Lommer, om het leven kwamen.

In februari 2014 moest justitie Ali Boukour tijdens de derde pro forma zitting laten gaan wegens onvoldoende bewijs; hij blijft nog wel verdachte. Ali heeft zijn mond niet opengedaan tijdens de verhoren, benadrukte zijn advocaat Jan-Hein Kuijpers, die zeker zei te weten dat zijn cliënt ‘het niet heeft gedaan’ maar die wel benadrukte dat zijn cliënt gevaar liep zodra hij vrij zou komen. De bazen binnen de drugsmaffia moesten vooral niet de indruk krijgen dat hij had gepraat, want dan was Ali zijn leven niet zeker. Op de laatste zitting in februari verscheen Ali zelf, de keer daarvoor was hij in de gevangenis in Leeuwarden gebleven. Zijn broers zaten op de publieke tribune, het zusje en broertje van de vermoorde Benna­jem mochten beneden in de zaal plaatsnemen. Ali (inmiddels droeg hij een baardje en zijn lichaam leek goed getraind) glimlachte toen hij hoorde dat hij de gevangenispoort achter zich kon laten. Zijn blik was vriendelijker dan ik me kon herinneren.

Ali Boukour was als jonge jongen resistent tegen elke poging tot hulp van buitenaf. Mis­schien was het de verkeerde invloed van zijn oudere broer, die al jong in aanraking met de politie kwam, of misschien was het, zoals ingewijden zeggen, de vaak harde hand van zijn vader waardoor hij ontspoorde. De komende jaren zal hij in elk geval zo onzichtbaar mogelijk door het leven gaan. Zijn Facebookpagina heeft hij al verwijderd.

Richting en perspectief

Jason, die niets van Facebook moet hebben, zegt dat naast de liefde en steun van zijn familie het ingrijpen door zijn hulpverlener destijds zijn redding is geweest. Die gaf hem richting en perspectief. Misschien belangrijker nog: de man geloofde in Jason. Jason werkt inmiddels alweer jaren bij zijn vader, die makelaar is. Hij woont nog bij zijn moeder thuis, net als de meeste leerlingen uit klas 2K. Een huis vinden in Amsterdam is moeilijk en duur; bovendien gaan veel allochtone jongeren pas uit huis op het moment dat ze gaan trouwen.

Met de meisjes uit 2K gaat het over het algemeen beter dan met de jongens. Ze geven minder snel op, lijkt het. Van de leerlingen die hun diploma haalden, ging een aantal verder leren. Eentje deed havo, en sommigen schopten het zelfs tot een hbo-opleiding. Met vallen en opstaan, en met het bijstellen van hun vaak te hoge verwachtingen, creëerden de meesten een bestaan voor zichzelf.

Op het Calvijn is de helft van de leerkrachten inmiddels van niet-Nederlandse komaf en in het managementteam zitten tegenwoordig naast twee vrouwen twee mannen van rond de dertig met een Marokkaanse achtergrond. Sofyan Mbarki en Mohamed El Jaouhari groeiden op in Amsterdam-West, ze kennen als geen ander het straatleven waarvan ze zelf ooit onderdeel uitmaakten. Ze weten precies wat de leerlingen bezighoudt en hoe je ze op hun gedrag moet aanspreken. Over anderhalf jaar kunnen ze dat doen in een spiksplinternieuw gebouw, want na jaren van druk uitoefenen en onderhandelen door directeur Jolanda Hogewind werd een paar weken geleden de eerste paal voor de nieuwe school toch werkelijk geslagen.

Om privacyredenen zijn de namen van de leerlingen gefingeerd.

Lees meer over Jason, Ali en de andere leerlingen uit klas 2K, de verrassende wendingen die sommige levens namen en de positieve rol van het geloof, in ‘Familie is alles. Onzichtbare ouders tien jaar later’ van Margalith Kleijwegt, dat deze week verschijnt bij Atlas Contact.

 

Deurnse taferelen

Minister Lodewijk Asscher, die als wethouder betrokken was bij het Amsterdamse onderwijs, pleit tijdens de boekpresentatie van ‘Familie is alles’ vandaag voor maatregelen. ‘Wat in Deurne is gebeurd, gebeurt óók hier in Nieuw-West,’ zei hij op het Calvijn met Junior College. ‘We moeten grenzen stellen en perspectief bieden.’ Lees de hele speech van Asscher hier.