Pam Emmerik liet zich na haar ongeluk niet kisten. Nu zijn er een ­roman en een muurschildering. ‘Ik werd geen kasplantje, maar een wild bloeiende cactus.’

Schuin hangt Pam Emmerik in haar deurpost. Daarmee blokkeert ze de ingang van de trap die naar haar bovenwoning aan een Rotterdamse havenkade voert. Onder die dubbeletage zit een gezellig schipperscafé waar ze als het zo uitkomt haar liefde voor de voetbalclub Ajax belijdt tegenover de meewarige stamgasten.

Ik sta aan de overkant van die kade en neem haar kordate, roodharige verschijning in me op. Zij lijkt wat in de einder te hebben staan staren, de blik zijwaarts gericht op het aangrenzende Katendrecht, maar dat blijkt schijn. Ze had mij allang in de smiezen en staat hier omdat haar bel het soms wel, soms niet doet, klepperen met de brievenbusklep vermeden moet worden want daar worden haar twee getraumatiseerde, geadopteerde galgo’s (Spaan­se windhonden) maar bang van. Lastig is het ook dat haar mobieltje een paar...