Af en toe ben ik bang dat ik misschien leesclubongeschikt ben. Zoals sommige mensen geen wollen truien verdragen of geen kleuren zien, zo ben ik een genetisch bepaald ongeschikt leesclublid.

Een paar weken voor het schrijven van dit stukje was ik aanwezig bij de Das Magazin-leesclub rond dit boek, een bijeenkomst van het meer intimiderende soort. Beneden, in het café van De Brakke Grond in de Nes in Amsterdam, was een Italiaans bruiloftsfeestje aan de gang – inclusief kirrende vrouwen en een man met een roos tussen zijn tanden. Boven, in een zaaltje, zaten wij, de literatuurguerrilla.

Twee stoelen van mij verwijderd zat de schrijver, in een vers gestreken overhemd. Klaar om complimenten te incasseren en kritiek te pareren. Een bokser met een biertje binnen handbereik.
Ondanks – of misschien dankzij – mijn plekje achteraf, werd ik verzocht de club te openen. Of ik een scene wilde noemen die me was bijgebleven.

Ik staarde naar de lege tafel voor me, de plek waar een slordig...