Ga je zweepslagen uitdelen omdat je laveert tussen twee culturen? Vrouwen verkrachten omdat je in een schotelwijk woont? Dan zouden er beduidend meer moslims geradicaliseerd zijn.

Dit artikel verscheen in november 2014 voor het eerst in Vrij Nederland.

Sinds vanuit Nederland nogal wat moslims afreisden naar het kalifaat is menigeen bevangen geraakt door duidingsdrift. Al maanden kun je geen krant openslaan, geen opiniesite bezoeken, televisie noch radio aanzetten of het gaat erover.

‘We moeten alle expertise bundelen,’ zei de Haagse burgemeester Jozias van Aartsen in het AD, ‘om erachter te komen waarom mensen naar Syrië vertrekken, om radicalisering snel te herkennen. We missen nog kennis en wetenschap op dat vlak, we moeten dat beter uitspitten.’

Verklaring

‘Waarom zetten deze mensen zich niet in voor Greenpeace of het Rode Kruis?’ zei ex-gijzelaar Arjan Erkel in NRC Handelsblad. ‘Waar komt die behoefte vandaan? Daar hebben we als samenleving niet genoeg over nagedacht.’

‘Met een onbeschrijflijke wreedheid,’ schreef oud-politicus Marcel van Dam in de Volkskrant, ‘worden door strijders van IS onschuldige burgers vermoord, liefst voor het oog van camera’s. Niettemin lijkt die organisatie veel moslimjongeren, ook bij ons, te inspireren. Daar moet een reden voor zijn. Waarom kennen wij die niet?’

Als ik me niet vergis schuilt achter deze vragen de volgende logica. Mensen die tot zoiets onaardigs als hals afsnijden overgaan, moeten daar wel gewichtige redenen voor hebben. Daar moet een ‘voedingsbodem’ voor zijn – met gemak de populairste term onder de duiders. Dus dienen wij ons daar ijverig in te verdiepen. Of, zoals oud-politica Femke Halsema schreef in het digitale orgaan De Correspondent: ‘We zullen de vijand moeten kennen om hem te overwinnen.’ Of, zoals oud-legercommandant Peter van Uhm zei in de Volkskrant: ‘Je moet deze jonge mensen proberen te begrijpen, anders kun je ze ook niet verder helpen.’

Jihadistische reislust

Terecht zeggen de duiders erbij dat ‘begrijpen’ iets heel anders is dan ‘begrip opbrengen’ of ‘vergoelijken’. Maar dat van die voedingsbodem betwijfelt (vrijwel) niemand. ‘Niets gebeurt zonder oorzaak,’ doceerde de Amsterdamse politicoloog Tom van der Meer op weblog Republiek Allochtonië. Uiteindelijk is voor ‘alle sociale fenomenen’, betoogde hij, een verklaring te vinden, net als voor alle natuurlijke fenomenen. Dus ook voor radicalisering.

Dat klinkt plausibel. Maar klopt het ook? Klopt het, om wijlen Karel van het Reve te parafraseren, dat iemand die hard schreeuwt per definitie erge pijn heeft?

Veelgehoorde verklaring voor de jihadistische reislust luidt dat die voortkomt uit het falende integratiebeleid en/of het anti-islamklimaat van het afgelopen decennium. Omdat wij de PVV-leider zijn miezerige gang lieten gaan, omdat wij islamofobische tendensen systematisch onderschatten, omdat wij moslims niet werkelijk in ons midden opnamen, keren zij zich nu van ons af. De hand moet derhalve diep in de eigen autochtone boezem verdwijnen.

Ze radicaliseren, opperde de Amsterdamse oud-burgemeester Job 
Cohen onlangs in Brandpunt, doordat ze ‘zich onvoldoende gewaardeerd voelen of mogelijkheden hebben in ons land’.

‘Deze mensen,’ zei cabaretier Freek de Jonge aan tafel bij Jeroen Pauw, ‘zijn de laatste twaalf, dertien jaar weggezet. In de hoek gedrukt. Dus het is vrij logisch als daar een keer een gewelddadige reactie op komt.’

Velen hier in het Westen willen nu eenmaal geloven dat de mens van nature goed is

Ons land, schreef historica Tineke Bennema in de Volkskrant, ‘heeft bar weinig gedaan om moslims (eerste en volgende generaties) te beschermen en hen te laten voelen dat zij een nieuw, gewenst deel uitmaken van de samenleving.’

‘Ze worden niet voor vol aangezien,’ zei theologe Alja Tollefsen in Trouw. ‘Daar zijn we zelf ook schuldig aan. Waarom gaan die jongeren naar Irak en Syrië? Niet om de islam te verspreiden, maar uit frustratie, niet gekend worden, werkloosheid en armoede.’

‘Is het dan verwonderlijk dat deze kwetsbare, onzekere en maatschappelijk gemarginaliseerde jongeren radicaliseren?’ schreef ex-PKK-strijder Celal Altuntas in dezelfde krant. ‘Ik keur het af en toch begrijp [ik] hun machteloosheid.’

Wijzen naar de omstandigheden – het is een klassieke reflex. Velen hier in het Westen willen nu eenmaal geloven dat de mens van nature goed is. Pleegt hij desondanks misdaden, dan moet dat wel liggen aan de omstandigheden. Of, zoals Marcel van Dam schreef: ‘Menselijk gedrag wordt in hoge mate door omgevingsfactoren bepaald.’

Ga je halzen afsnijden omdat je geen stageplaats kunt vinden?

In één opzicht hebben zij een sterk punt: geen baby komt als terrorist ter wereld. En natuurlijk is het alhier geen paradijs. Natuurlijk hebben nogal wat Mohammeds en nogal wat Fatima’s het slecht getroffen. Zelden groeiden ze op in de Concertgebouwbuurt of in Bloemendaal, noch behoorden hun ouders tot de topverdieners. Hun schooladvies pakte ten onrechte te laag uit, hun sollicitatiebrief verdween ongezien in de prullenbak. Ook ontmoet hun geloof argwaan en onbegrip. En dat tallozen worstelen met hun identiteit – ik geloof het graag.

Maar ga je halzen afsnijden omdat je geen stageplaats kunt vinden? Zweepslagen uitdelen omdat je laveert tussen twee culturen? Vrouwen verkrachten omdat je in een schotelwijk woont?

Als het deze omgevingsfactoren waren die de hartstocht voor de jihad deden ontvlammen, dan zouden er beduidend meer moslims geradicaliseerd zijn dan de paar honderd waarvan nu sprake is. Bovendien is een niet onaanzienlijk deel der huidige jihadgangers van autochtone komaf. En heeft een niet onaanzienlijk deel hoger onderwijs genoten. Dus hoezo zou radicalisering te wijten zijn aan het falende Nederlandse integratiebeleid? Aan armoede, uitsluiting en achterstand? Aan de strapatsen van Geert Wilders? Het is, met permissie, te veel eer – voor Nederland én voor de PVV-leider.

Alle West-Europese landen voerden de afgelopen veertig jaar hun eigen integratiebeleid. Frankrijk houdt er van oudsher uiterst strenge opvattingen op na, Groot-Brittannië uiterst welwillende. Denemarken, Duitsland, België en Nederland zaten daar ergens tussenin. In het ene land werd het islamdebat heftig gevoerd, in het andere niet of nauwelijks. Maar of het beleid strikt, mild of een beetje van beide was, of het debat onaangenaam was of afwezig – erg veel uitgemaakt heeft het niet. In het kalifaat strijden Nederlandse, Franse, Duitse, Deense, Britse en Belgische broeders zij aan zij. En vooralsnog (zeg ik er voor de zekerheid bij) komt naar schatting de helft van de buitenlandse jihadstrijders uit Tunesië, Jordanië, Saoedi-Arabië, Turkije en Marokko. Landen waar moslims de meerderheid vormen, landen die geen Wilders of Le Pen kennen.

In 2011 was het geld op. Moslimextremisme leek op dat moment geen prangend probleem meer, dus stopten de preventieprogramma’s

Wie het falende Nederlandse integratiebeleid als grote boosdoener aanwijst, onderschat hoezeer het jihadisme een grensoverschrijdende, internationale beweging is – niet in de laatste plaats dankzij internet. Bovendien lijkt de hand in eigen boezem steken wel sympathiek, maar het is in wezen pervers. Aldus maak je van de daders slachtoffers, en leg je de verantwoordelijkheid voor hun daden bij de Nederlandse samenleving. Hadden wij met z’n allen wat hartelijker gedaan, zij waren niet geradicaliseerd. Ik zou bijna zeggen: was het maar zo simpel.

En dan zijn er nog duiders die menen dat de Nederlandse politiek inzake het Midden-Oosten een verklarende factor van jewelste is. Ofwel: de steun aan de ‘imperialistische oorlogen’, zoals ene Jeroen van der Starre schreef op de website van de Internationale Socialisten. ‘Veel jongeren met een islamitische achtergrond nemen dit de Nederlandse staat terecht kwalijk. (…) Zo wordt Islamitische Staat in de kaart gespeeld.’

Volgens eerder genoemde Tineke Bennema ‘zou onze buitenlandse politiek de aantrekkingskracht van jihadisme sterk verminderen als we eens luisteren naar wat de Arabische volkeren zelf willen’. En oud-diplomaat Jan Wijenberg betoogde op Joop.nl dat die aantrekkingskracht pas zal verminderen als onze politieke partijen ‘het zeer misdadige zionistische project’ veroordelen en bestrijden.

Ook deze verklaring schiet lelijk tekort. Talloze alhier woonachtige moslims (en niet alleen zij) maken bezwaar tegen de Nederlandse houding inzake Israël. Toch trekken zij daaruit niet de conclusie dat het uitroeien van compleet onschuldige yezidi’s, sjiieten en christenen daarop het uitgelezen antwoord is. Laat staan dat ze geloven dat zulks de oplossing van het Midden-Oostenconflict ook maar één stap dichterbij brengt.

Preventieve beleidsaanbevelingen

Uiteraard heeft de wetenschap zich intensief beziggehouden met het vraagstuk – zeker sinds de moord op Theo van Gogh, vorige maand precies tien jaar geleden. Hoe komt het dat moslims vatbaar raken voor extremistische ideeën?

In 2006 verscheen de studie Processen van radicalisering van de UvA-politicologen Marieke Slootman en Jean Tillie, uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam. Onder de kop ‘Resultaten en conclusies’ schreven de auteurs: ‘Radicalisering is niet een eigenschap van “onbegrijpelijke gekken”, maar een ontwikkeling die gepaard gaat met bepaalde gevoelens en houdingen die bij uiteenlopende mensen kan ontstaan.’ Om daar al even duister aan toe te voegen: ‘Preventie van radicalisering zoeken wij in het tegengaan van gevoelens en houdingen die voor sommigen aanleiding vormen tot radicalisering, hoewel dit bij de meesten niet het geval is.’

Deze bescheiden analyse weerhield het duo er niet van om een pakket aan ‘preventieve beleidsaanbevelingen’ te presenteren, met daarin zinnen als: ‘Zorg ervoor dat minder mensen het gevoel hebben dat er gediscrimineerd wordt, enerzijds door daadwerkelijke discriminatie aan te pakken en anderzijds door het verminderen van het slachtoffergevoel onder Amsterdamse moslims.’

Illustratie Zenk One
Illustratie Zenk One

In augustus 2007 kwam het toenmalige kabinet-Balkenende met het Actieplan Polarisering en Radicalisering, mede gebaseerd op dit onderzoek. De plannen behelsden voornemens als: ‘bevorderen van kennis en vaardigheden van democratisch burgerschap’, ‘versterking van de binding van jongeren aan de samenleving door scholing, stageplekken en werk’, ‘nationaal duidelijk stelling nemen en weerwoord bieden aan radicale uitingen in de samenleving die mogelijk een voedingsbodem zijn voor polarisatie of zelfs radicalisering’.

De regering stelde liefst 28 miljoen euro beschikbaar om het verschijnsel in deze geest tegen te gaan. In 2011 was het geld op. Moslimextremisme leek op dat moment geen prangend probleem meer, dus stopten de preventieprogramma’s.

Maar toen vorig jaar de eerste Nederlandse jihadi’s afreisden naar Syrië was het verband snel gelegd. ‘We zijn,’ zei voornoemde Jean Tillie in Het Parool, ‘in Amsterdam de focus een beetje uit het oog verloren door achterover te leunen.’ De gemeente, vond hij, had blijvend aandacht moeten besteden aan het bevorderen van de sociale cohesie. ‘Het “theedrinken” bij moskeeën van oud-burgemeester Cohen wordt nu pappen en nathouden genoemd, maar was effectief.’

Oermenselijke behoefte

Nu buig ik graag voor de wetenschap. Maar dat je anno 2014 met droge ogen durft te beweren dat je door theedrinken bij moskeeën de internationale, vooral via internet opererende politieke islam kunt tegengaan – het werkt toch enigszins op de lachspieren.

Al dat gespeur naar de voedingsbodem bevredigt, vrees ik, slechts onze oermenselijke behoefte aan een kloppend verhaal: hier is de oorzaak, daar het gevolg. In de verste verte maakt het niet duidelijk waarom iemand (m/v) op een dag daadwerkelijk besluit een enkeltje kalifaat aan te schaffen.

Eerlijk is eerlijk: sommige experts willen dat best toegeven. ‘Op individueel niveau,’ schreven Marieke Slootman en Jean Tillie al in 2006, ‘is het eenvoudigweg onvoorspelbaar of iemand gaat radicaliseren en op welke manier.’ ‘Wij zijn in het Westen,’ zei de Amerikaanse terrorismedeskundige Jessica Stern onlangs in NRC Handelsblad, ‘nog niet aan een begin van een zicht op het waarom.’ En ook hoogleraar conflict en veiligheid Beatrice de Graaf erkende in mei in Trouw: ‘Terrorisme valt nooit te voorspellen, en misschien ook wel nooit goed te verklaren.’ Waaraan ze toevoegde: ‘Wie echt wil weten hoe de terrorist denkt en voelt en waarom hij (en soms zij) doet wat hij doet, leze een van de vele uitmuntende terrorismeromans die de afgelopen decennia zijn geschreven.’

In geile machtshonger, heilsleerdenken en internationale ambitie doet het jihadisme niet onder voor de twintigste-eeuwse totalitaire regimes

Ik heb ook een tip. Om te weten wat moslimextremisten drijft, zouden we eens kunnen luisteren naar wat ze er zelf over zeggen. Ze doen immers allerminst geheimzinnig over hun motieven.

De slachter van Theo van Gogh deed dat trouwens al niet. Tijdens de slotzitting van de rechtszaak richtte Mohammed Bouyeri zich tot de moeder van de vermoorde. Hij zei: ‘Wat ik wel wil dat u weet, is dat ik uit overtuiging heb gehandeld (…). Dus dat hele verhaal van dat ik mij beledigd zou voelen of omdat hij mij geitenneuker zou hebben genoemd, dat is allemaal niet waar. Ik heb gehandeld uit geloof.’

Ook de nieuwe generatie jihadi’s zegt klip en klaar dat ze ten strijde trekt ‘uit liefde voor Allah’. Zo’n liefde, zei bekeerling Abdelkarim 
Honing tegen Het Parool, ‘gaat de ratio voorbij’. Samengevat: in jihadistische ogen is er een fundamentele oorlog gaande tussen het Westen en de islam – zie Syrië, zie Irak, zie Israël, pardon de zionistische entiteit. En het is nu eenmaal je moslimplicht om broeders en zusters in nood te hulp te schieten. ‘De moslimgemeenschap is als één lichaam,’ mijmerde een Nederlandse jihadist in De Groene. ‘Dus als een deel pijn heeft, hebben wij ook pijn.’ Zijn medestrijders brachten het, in een e-mailwisseling vorig jaar met de Volkskrant, zo onder woorden: ‘De Islamitische strijdgroepen (…) zijn hier primair gekomen om het bloedvergiet van Bashar te stoppen, het Martelaarschap te verkrijgen en de Islamitische Sharia te implementeren.’

Voorts doet het Westen, zoals u weet, niets liever dan de moslims in zijn midden het leven onmogelijk maken – waarmee de jihadi’s vooral bedoelen dat hun ideeën over seksescheiding alhier op weinig bijval mogen rekenen. Vandaar de noodzaak van het kalifaat, het enige oord waar je kunt leven zoals de Profeet het heeft bedoeld. Dat bevindt zich bovendien in het gebied waar naar verluidt de Dag des Oordeels zal aanbreken, gevolgd door de Apocalyps. ‘En als dat in de nabije toekomst is, willen wij dat niet missen.’

Wegbereiders

Over het ultieme doel van de jihad doen de strijders evenmin schimmig: eerst de herovering van ooit islamitische gebieden – een rijk dat zich zal uitstrekken van Spanje tot aan China. Waarna, dat spreekt, de hele wereld zich dankbaar zal onderwerpen aan de islam.

Inderdaad, jihadi’s mogen graag hard schreeuwen. Maar de pijn die ze zeggen te voelen is van a tot z ideologisch geconstrueerd.

In zijn recente boek Compartimenten van vernietiging geeft socioloog Abram de Swaan een fraaie beschrijving van de genocidale regimes zoals die in de twintigste eeuw tot bloei kwamen.

De wegbereiders van massale vernietiging, schrijft hij, ‘zijn vaak idealisten, bereid om talloze levens op te offeren om een Betere Wereld te realiseren. De taak die wacht zal wellicht bloedig zijn en hard, maar dat is een noodzakelijk kwaad. Vrijwel zonder uitzondering beweren regimes die moorden op grote schaal dat de samenleving op een keerpunt in de geschiedenis staat. (…) De lotsbestemming roept. Het unieke moment is aangebroken waarop een kleine maar vastberaden groep het lot van de samenleving ten goede kan keren. (…) Meestal houdt die visionaire toekomst de terugkeer in naar een geïdealiseerd, mythisch verleden. Maar om die grote opgave te klaren, is nog één laatste grote transformatie nodig: de eliminering van alle mensen die de weg naar de ideale samenleving blokkeren. Het is maar een kleine prijs (die bovendien door anderen wordt betaald) om een eeuwigdurend Utopia te realiseren.’

De hypermoderne nazi’s van de eenentwintigste eeuw kennen geen gêne. Heel transparant mag de hele wereldgemeenschap getuige zijn van hun gruweldade

Voor de goede orde: De Swaans boek verscheen in januari – maanden voor het uitroepen van het kalifaat. Maar het is alsof hij de teksten in de IS-glossy Dabiq had bestudeerd.

In geile machtshonger, heilsleerdenken en internationale ambitie doet het jihadisme niet onder voor de twintigste-eeuwse totalitaire regimes. Het enige verschil lijkt me dat zij destijds hun genocidale activiteiten nog een beetje verborgen trachtten te houden. De hypermoderne nazi’s van de eenentwintigste eeuw kennen geen gêne. Heel transparant mag de hele wereldgemeenschap getuige zijn van hun gruweldaden. Met als bizarre consequentie dat wij straks nimmer kunnen beweren dat we van niks hebben geweten.

Zeurend vraagje: als jihadi’s er zelf geen misverstand over laten bestaan, waarom dan toch zo hardnekkig blijven zoeken naar andere drijfveren? Waarom nemen wij hen niet serieus? Waarom weigeren wij hun inktzwarte motieven recht in het gelaat te zien?

Illustratie Zenk One
Illustratie Zenk One

Misschien, denk ik weleens, komt dat doordat wij ons geen raad meer weten met het Kwaad. Wij keurige kleinburgers denken dat anderen net zo keurig zijn als wijzelf. Ten diepste zijn wij niet in staat om te bevatten waarom je willens en wetens aan het moorden slaat. Ons eigen fatsoen zit ons in de weg. Dus blijven wij maar zoeken naar voor ons wél begrijpelijke motieven.

Tegelijkertijd behoort het tot de hedendaagse idées reçues om te denken dat het Kwaad In Ons Allen Schuilt. Het is wat diezelfde Abram de Swaan ‘het grote cliché van onze tijd’ noemt. Wij zouden, zeg maar, moeiteloos hoofden op hekken spietsen, kinderen in putten gooien, vrouwen tot slaaf maken – als de situatie er ons toe dwong. Dus, prevelen wij vroom, mogen wij ons niets verbeelden. Precies dit zorgt voor een morele verlegenheid die ons het zicht op het Kwaad ontneemt.

Pijnlijk genoeg staan we hoe dan ook met lege handen. Want zelfs als we de door jihadi’s zelf aangedragen motieven volstrekt serieus nemen, dan nog blijft de vraag der vragen onbeantwoord: waarom ontbrandt in het ene personage de jihadistische geestdrift en in het andere niet? Waarom laat de ene gelovige zich meezuigen in de giftige haatpropaganda en moet de andere er niets van hebben?

Weten dat je dat niet zult weten, laat staan kunt voorspellen – het maakt even mistroostig als machteloos. Maar het is de waarheid waarmee wij voorlopig moeten leven.