Zomer 2014 overleed zijn vrouw. Sindsdien woont Michel Faber ontredderd en alleen in hun Schotse stationnetje in de middle of nowhere. Toch gaat hij op tournee met zijn nieuwe boek. ‘Nadat ik het manuscript had ingeleverd, wilde ik liefst helemaal uit beeld verdwijnen. Maar het is net zo goed Eva’s boek als het mijne.’

Alstublieft! Met dit artikel werd Mischa Cohen genomineerd voor De Tegel voor het beste interview. Het verscheen in februari 2015 voor het eerst in Vrij Nederland.

‘Ik ben volkomen uitgeput, ik heb mijn gezondheid te lang verwaarloosd.’ Michel Faber (54), lang, sluik halflang haar, staat in de keuken van zijn treinstationnetje en hij ziet er inderdaad niet best uit. De Engelstalige bestsellerschrijver met een Nederlands paspoort is ziek. De antibiotica die hij slikt, doen hun bacteriedodende werk nog niet naar behoren. Daar komt bij dat hij zich op ongeregelde tijden volstopt met fastfood dat hem niet smaakt. Niet mag smaken. ‘Eten was heel belangrijk voor ons, dus ik ben er nog niet aan toe om iets anders dan rotzooi naar binnen te werken. Lekker eten heeft geen zin meer zonder Eva.’

Zijn lichaam moet meelijden met zijn geest, want hij rouwt om zijn geliefde Eva Youren, met wie hij hier woonde, in de Schotse Hooglanden. Zesentwintig jaar waren ze samen. Samen emigreerden ze uit Australië hiernaartoe, samen voedden ze haar twee zoons op, Ben en Daniel, die inmiddels allebei in Shanghai wonen. Ze trouwden pas toen Faber met Artsen zonder Grenzen op reportage zou gaan naar Afghanistan, vanwege het risico. ‘We wilden het doen in Polen, waar Eva’s familie vandaan komt. Zij reisde vooruit naar Gdansk, ontmoette daar mensen en vroeg: hebben jullie zin om op mijn huwelijksfeest te komen? We zijn getrouwd in Sopot, een badplaats bij Gdansk. Volstrekt onder vreemden, ik kende er niemand. Maar het was een prachtige bruiloft, compleet met snikkende oude dametjes.’

Zeven jaar geleden werd bij Eva de ziekte van Kahler geconstateerd, beenmergkanker. Afgelopen zomer overleed ze na slopende maanden in een Londens ziekenhuis. Sindsdien verliet Michel Faber zijn treinstation in Fearn behalve voor de begrafenis in Edinburgh alleen nog voor de promotie van zijn verrassende roman Het boek van wonderlijke nieuwe dingen. In Engeland en in de Verenigde Staten werd reikhalzend uitgekeken naar het nieuwe boek van de schrijver van wie je nooit weet wat je kunt verwachten. Hij schreef een internationale bestseller met de ‘neo-Victoriaanse’ pageturner The Crimson Petal and the White en zijn succesvolle roman Under the Skin werd recent door regisseur Jonathan Glazer verfilmd met Scarlett Johansson en de Schotse Hooglanden in de hoofdrol. ‘Dat is vooral Eva’s landschap, zij wilde hierheen verhuizen en zij heeft me geleerd de schoonheid van de natuur hier te zien.’

Still uit Under the Skin. Scarlett Johansson en het Schotse landschap spelen de hoofdrol in de verfilming van Fabers Boek
Still uit ‘Under the Skin’. Scarlett Johansson en het Schotse landschap spelen de hoofdrol in de verfilming van Fabers gelijknamige boek.

Iedereen had het begrepen als hij zo kort na het overlijden van zijn vrouw had afgezien van een Amerikaanse tournee, zegt Faber. ‘Nadat ik het manuscript had ingeleverd, wilde ik liefst helemaal uit beeld verdwijnen. Maar het is net zo goed Eva’s boek als het mijne, zonder haar had ik het zeker niet afgemaakt. Toen ik voor mijn gevoel al mijn tijd moest wijden aan haar verzorging, vroeg ze me om elke dag tenminste zes zinnen te schrijven, zodat in elk geval mijn boek zou blijven leven. Dat lukte, en langzamerhand vlotte het schrijven weer. Steeds als ik daarna een hoofdstuk af had, gaf ik het aan Eva, die het las en commentaar leverde. Zij had gewild dat ik het boek onder de aandacht van zoveel mogelijk mensen zou brengen.’

De experimentele cd Ohrwurm

We zijn vanochtend vroeg wakker geworden, voor zover we hebben geslapen. Faber heeft de nacht doorgebracht met het luisteren naar muziek. Hij heeft een enorme verzameling elpees en door hemzelf samengestelde cassettes en cd’s die zich uitstrekt van de krautrockband Faust tot componist Andrew Liles, met wie hij samenwerkte op de experimentele cd Ohrwurm, over het gevaar van mobiele telefoons. En van Miles Davis tot Frank Zappa. Maar dan wel, voor zover mogelijk, álle opnames die er van Zappa bekend zijn. Om 06:38 uur stopte alweer de eerste van de dagelijkse acht boemeltreinen voor de slaapkamerramen in het stationnetje van Fearn en was het tijd om op te staan.

De keuken kijkt, zoals bijna alle kamers van het huis, uit op het perron en op het enkelspoor waarlangs de treinen van ScotRail – sinds kort in Nederlandse handen, volgens Faber – noordwaarts rijden naar Wick en naar het zuiden richting Inverness. En als je er vijf uur voor uittrekt ook helemaal naar Edinburgh. Al gaat het veel sneller per auto via de A9 – die weg kennen zijn lezers uit de bestseller Under the Skin. De vrouwelijke hoofdpersoon Isserley pikt in dat boek langs de A9 haar liefst stevig gebouwde slachtoffers op, mannen met het ‘hanige zelfbewustzijn van een mannetjesdier in topconditie’.

De cyclus van ellende in mijn familie moest niet nog een generatie worden voortgezet.

 

Die hanigheid is vanochtend ver te zoeken bij de schrijver zelf. Hij steekt zijn lepel lusteloos in het aangekoekte steelpannetje met linzensoep, dat in elk geval sinds gisteren maar mogelijk al veel langer op het fornuis heeft gestaan. Hij is gewend aan een warme maaltijd als ontbijt, zij het dat de soep deze keer voor het gemak niet opnieuw wordt opgewarmd.

‘Sorry trouwens voor de troep,’ zegt Faber. ‘Maar dit station in dit gehucht is de plaats waar ik thuis hoor, het zou nogal kunstmatig zijn om in een café in Edinburgh af te spreken. Al heb ik daar ook een appartement, gekocht van de opbrengsten van mijn vorige boek. Dit huis, inclusief de stofnesten, de dode planten en de kattenstront, mijn ziekte en mijn rouw, toont de stand van zaken in mijn leven.’

De schrijver had me hartelijk ontvangen toen ik de avond ervoor door zijn goede vriend en vaste chauffeur Roddy in Fearn werd afgeleverd. ‘Roddy is een ex-alcoholist en een voormalige biker met een hersenbeschadiging vanwege een auto-ongeluk in zijn jeugd. Hij praat veel en is een ingewikkelde maar fijne kerel,’ had Faber me voorbereid op mijn lift. Hij bleek niet te hebben overdreven en tijdens de autorit door Easter Ross naar het noorden vatte Roddy in een monoloog van ruim een uur zijn veelbewogen leven voor me samen.

Als vriend van de familie had hij vooral Eva de afgelopen jaren vaak vervoerd in zijn rode Rover. Faber bleef meestal thuis om te schrijven, dus er waren er genoeg in Inverness die dachten dat Roddy en Eva man en vrouw waren. De laatste jaren reed Roddy haar meestal langs ziekenhuizen en artsen, maar hij deed ook de boodschappen voor het gezin dat zich zonder rijbewijs in the middle of nowhere had gevestigd. Je kon ook met de trein gaan, maar dan was je al gauw een halve dag kwijt. Hij reed Eva naar de scholen waar ze literatuurles gaf en hij werd dagelijks gebeld voor klusjes. Waarbij je volgens Roddy moest denken aan zo ongeveer alles vanaf het indraaien van een nieuwe gloeilamp.

‘Mijn Nederlands is bevroren’

‘Neem anders een plak van de krentenwegge die je hebt meegenomen,’ zegt de schrijver van boven zijn linzensoep. Waarschijnlijk vanwege dat oer-Hollandse woord is hij even overgeschakeld op het Nederlands, dat hij vloeiend spreekt – tot op zekere hoogte. ‘Ik klink als een Nederlander en als ik in Amsterdam iemand aanspreek, zal diegene in eerste instantie denken dat ik een landgenoot ben. Maar als ik meer dan een paar zinnen zeg, merken ze toch dat er iets raars met me aan de hand is. En dat is ook zo, er is iets raars. Ik vermoed dat ik klink als een jong iemand uit het Den Haag van 1967. Mijn Nederlands is bevroren in de tijd. Mijn woordenschat in die taal komt uit een tijdcapsule en bevat vrijwel alleen de woorden die mijn ouders en ik over de keukentafel bezigden. Wat heb je vandaag gedaan? Wat wil je eten? Verder bespraken we niet heel veel.’

Bijna een halve eeuw geleden besloten de ouders van Michel Faber resoluut om een punt te zetten achter hun leven in Nederland en te emigreren naar Australië. Ze hadden allebei kinderen uit een eerder huwelijk. ‘Mijn ouders namen de beslissing dat ze niet meer voor die kinderen wilden zorgen,’ vertelt Faber. Zijn halfbroer Tom kwam terecht in een weeshuis, hij zou hem pas een paar decennia later terugzien.

Michel van zeven jaar oud ging als enige met zijn ouders mee naar de andere kant van de planeet en groeide op in een buitenwijk van Melbourne. Elk contact met het verleden werd verbroken. Over zijn halfbroer en de andere verwanten werd nooit meer gesproken. ‘Als ik mijn moeder vroeg naar mijn familie, zei ze: “Ach jongen, dat is veel te lang geleden, die zijn je allemaal allang vergeten.” Als een volwassene zoiets tegen je zegt, dan geloof je dat als kind.’

Pas later, toen hij als dertiger vanuit Schotland op zoek ging naar zijn Nederlandse familie, ontdekte Faber dat iedereen zich hem heel goed herinnerde. ‘Ze hadden zich altijd afgevraagd waarom ik plotseling van het aardoppervlak leek te zijn verdwenen.’

‘Mijn geheugen is een soort kader dat verschuift naarmate ik ouder word. Wat te lang geleden is, valt er definitief buiten’

Zelf kan hij zich niets herinneren van zijn Nederlandse jeugd. Om zijn slechte geheugen op te frissen, nam hij ooit een kijkje in de wijk in Den Haag waar hij opgroeide. ‘Ik geloof dat het in de Jan Vosstraat was.’ Het leverde geen glimp van herkenning op. ‘Wat mij betreft had het net zo goed Kopenhagen kunnen zijn. Verdrietig, een beetje eng, maar zo is het. Mijn geheugen is een soort kader dat verschuift naarmate ik ouder word. Wat te lang geleden is, valt er definitief buiten.’

Wat hij wel weet, omdat het hem later is verteld, is dat hij als jongetje in een ziekenhuis werd opgenomen nadat hij zichzelf had uitgedroogd en uitgehongerd. ‘Weigeren om te eten en te drinken lijkt mij het enige verzet dat je als kind kunt plegen. We kunnen dus aannemen dat mijn Hollandse jaren niet erg gelukkig zijn geweest.’

Het einde van de oude wereld

In Fabers nieuwe roman The Book of Strange New Things (in Nederlandse vertaling verschenen als Het boek van wonderlijke nieuwe dingen) gaat het ook over afstand in tijd en ruimte, over vervagende herinneringen en de onbetrouwbaarheid van het geheugen. Het boek speelt in een niet nader aangeduide toekomst die door Faber overtuigend wordt neergezet, hoewel het schrijven voor hemzelf ook een ontdekkingsreis was. ‘Ik had geen schema gemaakt, ik tastte in het duister en had vaak geen idee wat er zou gaan gebeuren.’

Predikant Peter Leigh, een 33-jarige ex-junkie, wordt door een geheimzinnige imperialistisch-religieuze organisatie, USIC, als missionaris naar de verre planeet Oasis gestuurd. Hij moet de plaatselijke bevolking van geestelijk voedsel voorzien, als opvolger van zijn op geheimzinnige wijze verdwenen voorganger Kurtzberg – volgens Faber een verwijzing naar zowel kolonel Kurz in Joseph Conrads Heart of Darkness als naar de tekenaar van de Marvel Comics.

Michel Faber kan voor zijn deur op de trein stappen.
Michel Faber kan voor zijn deur op de trein stappen.
In ruil voor teksten uit de King Jamesbijbel – het wonderlijke boek uit de titel – kweekt het lokale volkje de gewassen waarmee de menselijke kolonie op Oasis kan worden gevoed. De oorspronkelijke bewoners van de planeet leven ‘helemaal in het nu’ en hebben volstrekt geen behoefte aan keuzevrijheid of zich als individu onderscheiden van de massa, al raakt Peter wel min of meer bevriend met een van de Oasiërs. Peters vrouw Beatrice – ‘ik heb daarbij niet aan Dantes geliefde gedacht,’ zegt Faber, ‘ik ben La divina commedia pas kort geleden gaan lezen’ – is achtergebleven op aarde. Zoals de schrijver en zijn geliefde door haar ziekte en haar dood werden gescheiden.
Uit Bea’s mails blijkt dat de aarde in Peters afwezigheid wordt getroffen door opeenvolgende natuurrampen en economische crises. Het einde van de oude wereld lijkt nabij, maar dat interesseert Peter steeds minder. De onmetelijke afstand die hen scheidt, maakt dat ook zijn gedachten steeds verder wegdrijven van zijn geliefde. Bea lijkt niet opgewassen tegen het onheil dat haar omringt, ze voelt zich door Peter in de steek gelaten en twijfelt aan zijn liefde.
Dispraktisch

Toen hij Het boek van wonderlijke nieuwe dingen begon te schrijven, was er nog niets aan de hand met Eva, vertelt Michel Faber. Haar ziekte en haar naderende dood hebben niet alleen hemzelf maar ook zijn roman wezenlijk veranderd. ‘Het is ironisch, in het boek gaat het onder meer over ons bewonderenswaardige lichaam met zijn zelfherstellende vermogen. Maar bij Eva ging dat niet op, zij had een van de ziektes die nog niet kunnen worden genezen. Bij haar laatste terugval leek een stamceltransplantatie nog een redmiddel, maar die mislukte.’ Na haar overlijden en het regelen van de nalatenschap – ‘ik moest duizenden documenten doorploegen, Eva was dispraktisch en ordening was niet haar sterke punt’ – ging Faber dus op tournee langs media, uitgevers, boekhandels.

‘Bij Waterstones in Londen zat ik aan een tafel te signeren met Ben Okri, de Nigeriaanse schrijver van The Famished Road. We praatten over Eva en haar dood en hij zei: wat nou als zij contact met je probeert te zoeken, zoals Beatrice in je boek berichten blijft sturen naar Peter? En wat nu als het enige dat haar tegenhoudt jouw ongeloof is dat zoiets mogelijk is? Een slimme vraag van Okri, maar ik kan helaas niet geloven dat Eva nog ergens is.’

Faber groeide daar anders religieus genoeg voor op. Zijn grootvader was dominee, zijn ouders waren allebei zwaar gereformeerd. ‘Voordat mijn vader mijn moeder ontmoette, was hij een evangelist die schreeuwend op straat de blijde boodschap verkondigde. Toen mijn ouders in Australië aankwamen, kozen ze ervoor om baptist te worden. Ik runde als jongen natuurlijk de bibliotheek van de kerk.’

Mijn vader bekende me dat hij zich als jongen van zeventien had aangemeld bij de SS
Het duurde niet lang voordat de jonge Michel van zijn geloof viel. ‘Toen ik doorkreeg wat voor vreselijks er gebeurde in de wereld kon ik dat onmogelijk combineren met het idee van een god. Dus ik schreef een briefje met die strekking en liet het achter op de keukentafel. Ik durfde het mijn ouders niet in hun gezicht te zeggen. Toen ik thuiskwam, zei mijn vader alleen: “Vertel zelf maar aan de kerk dat je de bibliotheek voortaan niet meer kunt doen.” En mijn moeders enige reactie was: “Wat vreselijk, ik zal je dus niet terugzien in de hemel.” Daarmee was mijn afvalligheid afgedaan. In het ouderlijk huis in Melbourne was weinig warmte, vertelt Faber. ‘Het huis van mijn ouders was een soort hotel voor me, ik was heel beleefd tegen ze en zij verzorgden me en deden me niet echt kwaad.’

Faber herinnert zich maar één serieus, vertrouwelijk gesprek met zijn vader, hij was een jaar of tien. ‘Ik begreep nooit waar zijn fascinatie voor de Holocaust vandaan kwam en die avond vertelde hij me dat het schuldgevoel was. Mijn grootvader was behalve dominee ook een alcoholistische nazi. Er was in de oorlogsjaren geen geld thuis, alles ging op aan drank, er was veel geweld in dat gezin.’

‘Mijn vaders enige uitweg was het leger – en er was maar één leger toen: het Duitse. Hij bekende me dat hij zich als jongen van zeventien had aangemeld bij de SS. Toen ik hem vroeg of hij mensen had doodgeschoten, zei hij,’ en hier schakelt Faber over naar het Nederlands: ‘“Nee, ik daar was ik te laf voor.” Mijn vader deserteerde en dook de laatste maanden van de oorlog onder op een boerderij. Na de oorlog zat hij een tijdje opgesloten in een van de kampen, maar hij is voor zover ik weet nooit veroordeeld wegens collaboratie.’

Grote beroering

Toen hij op zijn negentiende voor de eerste keer trouwde, wist Michel Faber een Australische arts ervan te overtuigen dat hij gesteriliseerd moest worden. ‘De cyclus van ellende in mijn familie moest niet nog een generatie worden voortgezet. Een van de vragen die ik in mijn roman The Crimson Petal stel, is in hoeverre het mogelijk is om je beschadigingen niet door te geven aan een volgende generatie. Ik denk dat het mijzelf niet gelukt zou zijn en ik wilde de proef niet op de som nemen.’

We besluiten naar Hill of Fearn te wandelen, het dorp een paar kilometer verderop. Faber weet het niet zeker, maar misschien is het winkeltje daar open. Het is bovendien prachtig weer, het vriest en de zon schijnt en het is vast goed voor de verzwakte schrijver om weer eens een stap buiten de deur te zetten. Alles blijkt dicht, wat op een zondag in dit aartsconservatieve deel van Schotland te verwachten viel. ‘Een paar jaar geleden ging een stel hier over de kop met hun auto. Ze bleven ongedeerd maar alle benzine was weggelekt,’ vertelt Faber. ‘Ze duwden de auto weer terug op zijn wielen en liepen naar het dichtstbijzijnde dorp. Toen ze aanbelden bij de lokale benzinepomp kregen ze te horen: helaas, het is zondag, we kunnen u niet helpen.’

Faber is niet bepaald een grote naam in deze omgeving waar het lezen van andere boeken dan de Bijbel niet wordt aangemoedigd. ‘Vrijwel niemand hier in het dorp heeft mijn boeken gelezen. Eva, die zelf ook korte verhalen schreef, gaf literatuurlessen op school. Maar zelfs The Catcher in the Rye kon ze niet behandelen met de kinderen, ergens in dat boek komt geloof ik het woord “schaamhaar” voor, dat zou tot grote beroering bij de ouders leiden. Laat staan dat ze mijn werk had kunnen bespreken.’

Zo wild was ik

Als we het station van Fearn weer in zicht krijgen, verdwijnt gaandeweg zijn bijna opgewekte stemming. ‘Een van de dingen waar Eva zich zorgen over maakte, was dat ik een kluizenaar zou worden na haar dood. Dat ik me hier zou opsluiten, met mijn muziek. Mijn default-instelling is nu eenmaal eenzaamheid. De spanning tussen de afstand en de verbondenheid met anderen is een rode draad in mijn schrijverschap. Ik wil geen William Burroughs worden, die zijn medemensen zag als kakkerlakken. Ik doe mijn best om contact te houden.’

Als ik zeg dat dat goed is gelukt, gezien de hartelijke ontvangst, zegt Faber dat het weleens anders is geweest. ‘Ik ben veranderd. Je praat tegen iemand die bij tijd en wijle de bossen in vluchtte, zich met bladeren bedekte en zo de nacht doorbracht in het woud. Zo wild was ik tot mijn veertigste. Maar depressie is zo ontzettend saai. David Foster Wallace schreef daar The depressed person over, een telefonische monoloog van een depressieveling. Je hóórt de mensen aan de andere kant van de lijn denken fuck off, get a life. Dat ik jou hier thuis ontvang, daar zit ook een element in van: wat zou Eva doen. Zij zou zeggen: wees gastvrij, ontmoet mensen, zeg ja tegen het leven. Dus dat probeer ik.’

Hij heeft van zijn vrouw het verlangen overgenomen om in het goede te geloven, al maakt dat het schrijven er niet eenvoudiger op. ‘Ik wil de lezer absoluut nooit vervelen in mijn boeken en dan is het verleidelijk om een sensationeel uitgangspunt te kiezen. Het was een stuk gemakkelijker om Under the Skin te schrijven, met hoofdpersonen die verschrikkelijke dingen doen, of The Crimson Petal, dat deels in een Londense hoerenbuurt speelt. Mijn nieuwe roman is veel minder negatief over menselijke relaties dan mijn vorige werk.’

Ik vertel ze dat ze moeten liefhebben zolang dat nog kan.

We zijn allebei nog van slag van de moorden in Parijs en Faber doet een poging tot analyseren. De recente gebeurtenissen hebben Fabers overtuiging versterkt dat het einde van de westerse overheersing nabij is. ‘Als er één ding is dat het verleden ons leert, is het dat alle wereldrijken eindig zijn. We leven in de laatste dagen van een tijdperk. Ons financiële stelsel is op drijfzand gebouwd en daar komt de kwetsbaarheid van de technologie bij, en de clash van de ideologieën. De radicale islamieten claimen dat het ze gaat om godsdienst, maar eigenlijk gaat het over identiteit: wie kan ik zijn in deze wereld, hoe kan ik mezelf definiëren, desnoods ten koste van anderen. Het zijn vragen waar veel jongeren mee worstelen en waarmee ze kunnen worden gemanipuleerd. Pas als ze is aangeleerd om anderen te benoemen als minderwaardig, kunnen ze doden, martelen, verkrachten.’

De pessimistische passages over de toekomst van de aarde in zijn nieuwe roman moeten we niet lezen als profetieën maar als metafoor, zegt Faber. ‘Literatuur helpt uiteindelijk niet, maar in mijn boek probeer ik lezers aan te moedigen om zuinig te zijn op hun omgeving: op de natuur, op hun lichaam, op de mensen van wie ze houden. Ik vertel ze dat ze moeten liefhebben zolang dat nog kan.’

Aan het enige tafeltje van de neonverlichte snackbar Castaway – schipbreukeling – in een buitenwijk van het kustplaatsje Dornoch eten we die avond samen met Fabers vriend en chauffeur Roddy. In de plaatselijke kathedraal is Madonna nog met Guy Ritchie getrouwd, vertelt Roddy terwijl hij tartaarsaus over de fish en chips knijpt. Daarna trok het paar zich terug in het nabij gelegen Skibo Castle – de wereldpers die was neergestreken in Dornoch werd op afstand gehouden.

Voor Faber is het aanleiding om nog eens te benadrukken dat hij van alles wat op roem lijkt weinig moet hebben en dat het schrijverschap hem min of meer is overkomen. Hij werkte lang als verpleger, liefst ’s avonds en in de weekends vanwege de goedbetaalde overuren. In de resterende tijd schreef hij en bouwde hij gestaag aan zijn muziekverzameling.

Het was nooit zijn bedoeling om zijn werk te publiceren, zegt Faber. ‘Ik voorvoelde dat het mijn leven zou veranderen en dat ik daar misschien niet mee zou kunnen omgaan. Het succes van The Crimson Petal vond ik later heel moeilijk, zoveel mensen die het recht claimden om mijn privéruimte binnen te dringen.’

Het is aan Eva te danken dat we zijn boeken hebben kunnen lezen en dat zijn manuscripten niet in een doos liggen te verstoffen om pas na zijn dood ontdekt te worden. ‘Op een gegeven moment waren mijn verdiensten als verpleger zo ver teruggelopen dat Eva tegen me zei: “Waarom neem je dat schrijven niet wat serieuzer? Na je dood geeft vast iemand je manuscripten met de vuilnisman mee, wat heb je daaraan? Schrijven kan ook een manier zijn om geld te verdienen. Stuur je werk op naar uitgevers, doe mee aan competities.” En dat heb ik gedaan.’

Als alles achter de rug is

Niet toevallig heeft hij, nu Eva er niet meer is, aangekondigd dat Het boek van wonderlijke nieuwe dingen zijn laatste roman is. Hij verdedigde die beslissing onder meer tegenover zijn vriend en collega David Mitchell in een gesprek voor The Independent. ‘Ik wil mezelf niet herhalen en ik geloof dat ik heb opgeschreven wat ik in me heb. Schrijven is bovendien iets dat ik met en voor mijn geliefde deed, en dat tijdperk is voorgoed voorbij.’ Faber nu, boven zijn fish & chips: ‘Dit boek zegt vaarwel tegen veel dingen, ook tegen mijn leven als romanschrijver. Maar ik schrijf nog wel poëzie, ik zal je straks een paar dingen voorlezen als we weer thuis zijn.’

Terug in zijn werkkamer zoekt hij de gedichten op waarin hij zijn verdriet over Eva’s dood probeert te beschrijven. Hij leest er een paar voor; ze zijn wrang, tegendraads en hartverscheurend. Ooit zal hij ze in een bundel verzamelen, samen met zijn foto’s van Eva’s rode laarsjes, genomen op de plaatsen waar hij haar voortaan moet missen. Hij weet wat hem de komende tijd te doen staat. Eerst reist hij deze week af naar Nederland. Officieel om zijn boek te promoten, maar eigenlijk om zijn broer Tom op te zoeken in Gelderland. En het was ook de bedoeling dat hij dan ook zijn vriend, de tekenaar Peter Pontiac, zou ontmoeten. ‘Peter schreef: ik weet nog niet zeker waar ik tegen die tijd zal zijn. Die woorden kregen door zijn dood een heel andere betekenis.’

Dan is het tijd om zijn rouw voort te zetten en te doen waar hij nu nog niet aan toe is. ‘Ik moet haar kleren nog weggeven. Meer gedichten schrijven. Eva wist toen ze stierf bloody well dat ik na haar dood veel van ons leven samen zal vergeten, omdat ik nu eenmaal zo ben. Daar moest ze vrede mee hebben, zoals met alles. Maar ik probeer de herinneringen vast te houden door haar tekeningen en haar foto’s aan zoveel mogelijk mensen te laten zien. En door de verhalen af te maken die ze heeft nagelaten. Dat lukt heel goed, dat kan straks een boek worden van Eva en Michel Faber.’

Hoe hemzelf zal vergaan, is nog onduidelijk. Faber houdt als schrijver van meerduidige eindes. ‘Ze zijn een soort test voor de lezer: hoe negatief of positief denkt die?’ Als alles achter de rug is, hij weet het nog niet zeker, maar misschien neemt hij dan wel voor de allerlaatste keer de trein, op zijn stationnetje in Fearn.

Treinstation Fearn
Treinstation Fearn
Michel Faber, ‘Het boek van wonderlijke nieuwe dingen’, vertaling Harm Damsma en Niek Miedema, Uitgeverij Podium, 672 pagina’s, € 25,–.