Het kost niet eens zoveel moeite dat ontstellende gevoel van verongelijktheid terug te halen. Laten we zeggen dat je tien bent, twaalf hooguit, en net ruzie hebt gehad met vader, moeder, onderwijzer of vriendje. Jou is groot onrecht aangedaan, en niemand die het zien wil. Er moet een manier zijn om de wereld duidelijk te maken hoezeer die zich vergist heeft. En dan komt de fantasie van de eigen begrafenis aangezeild: de beelden worden scherper, ja, nu zie je het duidelijk: daar naast de groeve slaat vader zich voor z’n kop, en nu pas begrijpt onderwijzer wat hij je heeft aangedaan. Vriendje bijt op zijn knokkels en alle vrouwen huilen…

Zo ongeveer zien wraak en vergelding eruit in het aanstormende puberbrein, en het duurt altijd even voordat het ontnuchterende besef doorbreekt dat je van je eigen begrafenis zo weinig meekrijgt.

Het is voor een buitenstaander heel moeilijk zich met zo’n agressieve wraakfantasie te identificeren. Er zit iets zelfvergrotends en buitensporigs aan,...